Al snel werd daarom door het beroepsonderwijs gekozen voor het alternatief ‘maatschappelijk werk’, dat lang de aanduiding voor de meeste vormen van sociaal werk zou blijven. Sommige beroepsvarianten noemden zich gaandeweg al wel sociaal werkers. Vanaf 1928 kennen we de psychiatrisch sociaal werkers, vermoedelijk de eerste beroepsvariant die
zich consequent sociaal werker noemde. Vanaf 1947 kennen we de naam ook van de kerkelijk sociaal werkers. Ook het bedrijfsmaatschappelijk werk werd met regelmaat ‘sociaal werk in bedrijven’ genoemd. In de media wordt na WO II steeds vaker over sociaal werk gesproken als een overkoepelende aanduiding van diverse beroepsvarianten.
Decentralisaties
Beroepsvarianten, zij het beperkt in aantal, waren er altijd al. Naast maatschappelijk werkers verschenen er maatschappelijk opbouwwerkers, sociaal-cultureel werkers, sociaalagogen en jeugdzorgprofessionals. Maar na de decentralisaties in 2015 is het aantal functienamen voor de sociaal werker geëxplodeerd. Ook de herkenbare en eenduidige beroepsvarianten zijn verder gefragmentariseerd. Zo heet de opbouwwerker tegenwoordig sociaal makelaar, gebiedscoördinator, dorpsondersteuner, sociaal regisseur, wijkwerker, of nog anders. De algemeen maatschappelijk werker is nu een wijkteammedewerker, buurtcoach, gezinscoach, sociaal-generalist of casemanager dementie. Opmerkelijk is dat
sommige specifieke vormen van maatschappelijk werk hun naam hebben behouden. Denk aan schoolmaatschappelijk werk, medisch maatschappelijk werk en bedrijfsmaatschappelijk werk.
Driehonderd functienamen
Movisie onderzocht de wildgroei aan functienamen door aan bijna zeshonderd sociaal werkers te vragen hoe ze door hun werkgever werden genoemd. Dat leverde maar liefst driehonderd verschillende functienamen op. Sociaal werkers geven aan dit geen goede zaak te vinden. Het is niet goed voor de herkenbaarheid van het beroep voor de burgers die met sociaal werkers te maken krijgen. En het is ook niet goed voor de professionele ontwikkeling en profilering van het vak. Daarom gaat de BPSW aan de slag met het aanpakken van deze wildgroei aan modieuze functienamen. Dat hebben we al gedaan door de vele takken weer nadrukkelijk te verbinden aan de gemeenschappelijke stam: door vier beroepscodes van beroepsvarianten terug te brengen tot één gemeenschappelijke beroepscode en door voor het eerst in de geschiedenis van het sociaal werk in het beroepsprofiel van de sociaal werker te beschrijven wat alle varianten gemeenschappelijk hebben.
Beroepsvarianten-model
Een volgende stap is het opstellen van een herkenbaar beroepsmodel met een beperkt aantal beroepsvarianten. Belangrijk is dat in voldoende samenwerking met werkgevers te doen, zodat de sociaal werker in de ggz, de gehandicaptenzorg, het wijkteam of de jeugdzorg niet in iedere gemeente of in elke instelling weer een andere functienaam
krijgt. We noemen dit het ‘beroepsvarianten-model sociaal werk’. Iedere professional kan daarnaast zelf al een stap zetten door zich ‘sociaal werker’ te noemen. Wie de bijna twintig duizend volgers van de bedrijfspagina van de BPSW op LinkedIn bekijkt, ziet dat steeds meer professionals dat inderdaad al doen. Samen werken we aan een sterk merk sociaal werk!