Klimaatrechtvaardigheid. Een koloniaal en sociaal issue
Shivant Jhagroe
De klimaatdiscussie gaat vaak over broeikasgassen, hittegolven en zonnepanelen. Volgens Shivant Jhagroe heeft de klimaatcrisis een koloniale geschiedenis en kunnen we die daarom niet los zien van raciaal en sociaal onrecht.
Eind negentiende eeuw verslechterde het leven van arbeiders, vrouwen en kinderen als gevolg van industrieel kapitalisme. Lage lonen, gebrekkige riolering en slechte hygiëne waren alomtegenwoordig. In het mondiale noorden – zo ook in Nederland – kreeg deze kluwen aan problemen een naam: ‘de sociale kwestie’.
De klimaatcrisis van onze tijd moeten we óók zien als sociale kwestie. Om preciezer te zijn: een kwestie van sociaal onrecht. In tegenstelling tot wat vaak wordt gesuggereerd, raken milieuvervuiling, overstromingen en hittegolven niet iedereen in gelijke mate. Ook is niet iedereen even verantwoordelijk voor klimaatverandering. Historisch gezien is het mondiale Noorden verantwoordelijk voor de enorme emissies die hebben geleid tot de hedendaagse klimaatcrisis (Hickel, 2020). Gekoloniseerde landen en arme gezinnen die nauwelijks bijgedragen aan opwarming van de aarde, worden als eerste geraakt en zijn extra kwetsbaar voor de gevolgen. Gezonde jongeren hebben minder last van hete zomers dan kwetsbare ouderen. Voor klimaatvluchtelingen zijn weersextremen een kwestie van leven of dood, voor westerse vakantiegangers niet.
Kortom, klimaatverandering gaat hand en hand met onderliggende ongelijkheden. Wat gold voor de covid-19 pandemie, geldt ook voor de klimaatcrisis: de rijke witte burgerij heeft meer middelen om gezonder en veiliger te leven. De pandemie en de klimaatcrisis zijn als een contrastvloeistof, ze laten zien dat we leven in een tijd van nieuwe koloniale grenslijnen en sociaal-raciale ongelijkheden. Ik wil in deze bijdrage de focus leggen op de koloniale en sociaal-raciale aspecten van klimaatrechtvaardigheid. Voor sociaal werk is dit van groot belang en het vraagt zowel blikverruiming als lef.
Koloniaal onrecht
Klimaatrechtvaardigheid vergt een breed blikveld. Om te weten wat het inhoudt, moeten we eerst begrijpen waar ‘klimaatonrecht’ vandaan komt. Dat onrecht heeft een koloniaal verleden. De klimaatcrisis is namelijk niet recentelijk begonnen, maar in 1492, het jaar waarop Europese kolonisten in de Caraïben aankwamen. Wat volgde was genocide van inheemse volkeren en de vernietiging van rijke ecosystemen. Daarbij kwam het tot slaaf maken van miljoenen West-Afrikaanse volkeren, die moesten werken op de katoen- en suikerrietplantages in Noord- en Zuid-Amerika. De natuur werd een object voor economisch gewin, een model dat aan de basis stond van zowel de industriële winning en verbranding van kolen en olie, als van de grootschalige landbouw en de bio-industrie in de twintigste eeuw. De energiebronnen, grond en dieren stonden in dienst van ‘moderne vooruitgang’. De huidige klimaatcrisis is, kortom, verknoopt met de koloniale en kapitalistische geschiedenis.
Tot op de dag van vandaag heeft de enorme uitstoot van fossiele energie en de vee-industrie grote gevolgen voor het klimaat. Het leidt tot droogte en overstromingen, waardoor vee sterft en oogsten mislukken. Mensen sterven van de honger en worden door weersextremen van hun grond verdreven. Deze gevolgen treffen vooral voormalige koloniën in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Door het stijgen van de zeespiegel worden kleine eilanden zoals Tuvalu in de Stille Oceaan onbewoonbaar en dreigen zelfs geheel ten onder te gaan. Door klimaatverandering zijn er in de afgelopen vijftig jaar ruim 2 miljoen mensen om het leven gekomen, waarvan 90 procent afkomstig is uit het mondiale Zuiden. Ook zijn er miljoenen mensen op de vlucht, vaak binnen eigen land, maar soms ook ver weg. Hiernaast is er onmeetbare schade aan ecosystemen en 383 miljoen dollar economische schade per dag (ja, dat leest u goed: per dag).
Het mondiale Noorden heeft een historische verantwoordelijkheid voor het creëren van de klimaatcrisis. De dodelijke gevolgen hiervan in kwetsbare regio’s zijn koloniaal en onrechtvaardig. Gedwongen klimaatmigratie zal steeds vaker een issue zijn. Je zou daarom kunnen zeggen dat de komst van zogenaamde ‘klimaatvluchtelingen’ in Europese landen en steden een koloniaal boemerangeffect is.
Sinds enkele jaren is de klimaatcrisis ook voelbaar in het mondiale Noorden. Steeds vaker worden winters warmer, treden rivieren buiten hun oevers en moeten steden omgaan met extreme hitte. Broeikasgassen worden vooral gevoeld in wijken met lage-inkomensgroepen en mensen van kleur. Groepen die nauwelijks verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis worden het eerst en het hardst geraakt. Dit werd goed zichtbaar na het spoor van vernieling van orkaan Katrina in 2005 – een gevolg van klimaatverandering. Want wie waren slachtoffer van de orkaan en de gebrekkige nazorg? Voornamelijk zwarte Amerikanen in een kwetsbare regio met gebrekkige infrastructuur tegen overstromingen. Dus ja, ongelijke gevolgen van klimaatveranderingen hebben alles te maken met racisme en klassenongelijkheid. Ook de VN erkende dat in 2022.
Klimaatrechtvaardig handelen betekent daarom het erkennen van de koloniale doorwerking in het heden. En ook: voldoende middelen inzetten om kwetsbaar gemaakte groepen te steunen met aandacht, expertise, geld en menskracht. We moeten de klimaatcrisis zien als sociaal-raciale kwestie, die doorwerkt in het leven van individuen en gezinnen. De klimaatcrisis komt mede voort uit het energiegebruik, de vleesconsumptie en het vervoergebruik van huishoudens. Dit betekent echter niet dat ‘iedereen’ zo snel mogelijk zijn gedrag moet aanpassen. Grote groepen hebben daarvoor immers niet het geld, het sociale netwerk en de historische verantwoordelijkheid. Veel Nederlandse huishoudens worden geconfronteerd met slechte isolatie, schimmel op de muren en zogenaamde ‘energiearmoede’ (7,4 procent in 2022, TNO, 2023). Verwachten dat iedereen een gelijk startpunt heeft, miskent de klimaatgeschiedenis en sociaaleconomische ongelijkheid.
Klimaatprivileges
De afgelopen twintig jaar heeft de klimaataanpak in Nederland zich gericht op ‘zelfregulering’ van vervuilende bedrijven en het faciliteren van ‘eigen initiatieven’. Klimaatbeleid is doorgaans neoliberaal. Klimaat-ontwrichtende bedrijven als Tata Steel en Shell worden beleefd verzocht om met eigen ‘klimaatplannen’ te komen. Het moet vooral niet té snel gaan, of ten koste van winstcijfers en banen. BV Nederland besteedt de klimaatoplossingen graag uit aan het bedrijfsleven.
Een treffend voorbeeld van passief klimaatbeleid is de ‘Urgenda klimaatzaak’. Stichting Urgenda en andere particulieren klaagden in 2015 de Nederlandse staat aan, omdat ze haar burgers onvoldoende zou beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. De rechter gaf Urgenda gelijk. Klimaatrechtvaardigheid staat als principe tegenover neoliberaal beleid en vereist een publieke overheidsrol, met een focus op volksgezondheid en veiligheid.
Als we inzoomen op het leven van burgers, zien we ook weinig klimaatrechtvaardigheid. Neem bijvoorbeeld de vele subsidieregelingen die bestaan voor elektrische auto’s, zonnepanelen en andere technische klimaatmaatregelen. Ze worden vaak ontworpen voor hoogopgeleide, witte, Nederlands-sprekende, technisch-onderlegde, welvarende, (vaak)mannelijke, ‘klimaatbewuste’, able-bodied…goed. je kent ze wel. Het structurele voordeel dat deze groep geniet zou ik ‘klimaatprivileges’ noemen: klimaatgerelateerde voordelen als bonus op bestaande privileges. Want zij kunnen zonnepanelen, elektrisch vervoer en biologische boodschappen best betalen. Veel klimaatsubsidies komen níet terecht bij de lage-inkomensgroepen, vaak ook van kleur, die juist het meest gebaat zijn bij financiële ondersteuning (CE Delft, 2017). Beleidsmakers denken dat ze ‘iedereen’ bereiken, maar klimaatbeleid pakt met name voordelig uit voor de bevoorrechte groepen in onze samenleving. De liberale fantasie van ‘gelijke mogelijkheden’ resulteert zo in onrechtvaardig beleid.
Klimaatrechtvaardigheid betekent afscheid nemen van neoliberaal klimaatbeleid. Stoppen met beleidskaders die vervuilende bedrijven en sociaal geprivilegieerde groepen bevoordelen. Beleidskaders en procedures moeten zodanig worden ontworpen, dat de ervaring van gemarginaliseerde groepen centraal staat. Want terwijl de groen-witte elite geniet van klimaatprivileges, moeten veel armere gezinnen van kleur (over)leven in hetere zomers, energiearmoede en een ongezonde leefomgeving. Als de klimaataanpak iets nodig heeft, is het de ontwikkeling van klimaatrechtvaardigheid op alledaags niveau. Klimaatrechtvaardig werken krijgt vorm in het veld tussen overheid en burger: in de wijken, bij beleidsbesprekingen, in buurthuizen, tijdens inspraakavonden, bij sportverenigingen.
Sociale en radicale klimaatstrijd
Wat kunnen sociaal werkers doen? Het sociale domein is een knooppunt van socio-economische, culturele, klimatologische en fysieke aspecten. De vermoorde Nigeriaanse klimaatactivist Ken Saro-Wiwa stelde dat de omgeving ‘het eerste recht’ is van de mens: ‘Zonder een veilige leefomgeving kan de mens geen andere rechten claimen, zoals sociale, politieke of economische rechten’ (Westra, 1998). Dit betekent dat professionals in het sociale domein klimaatproblemen niet als ‘extern’ kunnen beschouwen. De klimaatongelijkheid die we zien in de wijken en steden is verwikkeld in bestaande sociale ongelijkheden en privileges. Denk aan energiearmoede en de energietransitie. Lage-inkomensgroepen worden ook geconfronteerd met andere vormen van structurele armoede en kwetsbaarheid, qua inkomen, taal, voedsel. Een tijdelijke ‘energiecompensatie’ is slechts een doekje tegen het bloeden. Individuele bespaaradviezen van een energiecoach zijn prettig, maar gaan geen structurele ongelijkheid tegen. Of denk aan wijken die ‘van het gas’ af gaan. Compenseert de gemeente huishoudens voor het kopen van een nieuwe pannenset, geschikt voor elektrische kookplaten?
Klimaatrechtvaardigheid biedt dus perspectief voor nieuwe vragen die aansluiten bij de politisering van sociaal werk. Enerzijds biedt het een kritisch begrip van historisch klimaatonrecht, neoliberaal overheidsbeleid en privileges. Het geeft taal aan de sociale strijd die nodig is in de duurzame transities rond energie, voedsel en zorg, maar biedt ook een kader om overheden en (andere) professionals te inspireren en verantwoordelijk te houden.
Deze productieve politisering was relevant tijdens de sociale kwestie van de negentiende eeuw, en is het ook nu. Sociaal werkers zijn cruciaal om de leefwereld van gemarginaliseerde burgers te vertalen richting beleid en instituties. Zoals zij institutioneel racisme rond het belastingschandaal adresseerden, moeten we deze verbanden ook gaan leggen rond het klimaat. Alledaags klimaatonrecht raakt vooral mensen van kleur met een lager inkomen, inclusief nazaten van tot slaaf gemaakten, gedwongen contractarbeiders en vluchtelingen.
Juist via sociaal werk kan ‘klimaatgerelateerde politisering’ plaatsvinden: door het erkennen, herkennen en agenderen van wat ik zou noemen alledaags klimaatonrecht. Omdat sociaal werk de komende jaren steeds meer zal gaan over klimaatrechtvaardigheid, is het cruciaal om kennis en kunde over dit onderwerp op te bouwen. Zodat we alledaagse én structurele support mobiliseren voor hen die dit het meeste nodig hebben.
Shivant Jhagroe promoveerde in 2016 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op de politieke betekenis van duurzame verstedelijking. Daarna werkte hij als post-doc onderzoeker bij de afdeling Technology, Innovation & Society aan de TU Eindhoven. Momenteel is hij universitair docent bij het Instituut voor Bestuurskunde van de Universiteit Leiden.
Bronnen:
CE Delft (2017). Rechtvaardigheid en inkomenseffecten van het klimaatbeleid: de impact van het klimaatbeleid op de inkomensongelijkheid.
Hickel, J. (2020). Quantifying national responsibility for climate breakdown: an equality-based attribution approach for carbon dioxide emissions in excess of the planetary boundary. The Lancet Planetary Health, 4(9), e399-e404.