‘Sinds een jaar of zeven werk ik als sociaal werker binnen een welzijnsorganisatie met een hulpaanbod voor sekswerkers in onze regio. Voor wie dat niet weet: sekswerk is een verzamelterm voor alle seksuele/erotische diensten die mensen leveren tegen betaling van geld of goederen. Hieronder vallen ‘full service sekswerk' of ‘direct sekswerk', waarbij er sprake is van fysiek contact met de klant, maar bijvoorbeeld ook betaald webcammen, werken in een BDSM-studio, het bieden van erotische massages, sugar dating en ruilseks.
Bij ons kunnen mannen, vrouwen en trans personen die in de seksindustrie werk(t)en terecht met vragen. Ons uitgangspunt is dat sekswerk werk is, en dat mensen recht hebben om vrij te zijn van vormen van discriminatie en dwang. Vaak hebben hulpvragen te maken met het werk, of met het maatschappelijk stigma wat nog altijd aan het werk kleeft. Soms vinden cliënten het vooral fijn om op een plek te komen waar niet raar opgekeken wordt van het werk dat ze doen of waar ze niet met ongepaste reacties worden geconfronteerd.
We zaten laatst in een casuïstiekbespreking over een cliënt bij wie een van de hulpverleningsdoelen is om haar sociale netwerk uit te breiden. Deze cliënt is met haar toenmalige partner naar een kleinere gemeente in deze regio verhuisd en daar na hun scheiding gebleven. Ze heeft moeite om aansluiting te vinden als trans vrouw van kleur met ervaring als sekswerker. Er is sprake van een sociaal isolement. Een collega vertelde dat die het met de cliënt had gehad over de vraag wat je wanneer over jezelf vertelt. Ik merkte dat het me boos maakte. Ik weet goed dat dat niet per se wás wat gezegd werd, maar ergens hoorde ik de suggestie dat de cliënt, als ze vrienden zou willen maken, bepaalde dingen misschien maar beter niet kon delen.
Ik weet wel waardoor dit me zo raakt. Ik heb zelf ook als sekswerker gewerkt. Dat drijft me om als sociaal werker iets voor mijn eigen community te kunnen betekenen. Toen ik solliciteerde op deze baan, was ik ervan overtuigd dat mijn ervaringskennis van toegevoegde waarde zou zijn. Ik heb verteld over mijn achtergrond. Ik herinner me dat er toen al best stevige vragen kwamen. Zou mijn verleden een risico kunnen zijn, zou ik niet té betrokken raken? De positieve aspecten die ik dankzij mijn ervaring meebracht, werden amper genoemd. Achteraf gezien was dit misschien een teken aan de wand. Sinds ik hier ben komen werken, heb ik reacties gekregen vanuit het management en van collega’s waarbij ik me niet prettig voelde.
Ik stel vast dat bepaalde vooroordelen ten aanzien van sekswerkers sluimerend aanwezig zijn. Soms wordt er geïmpliceerd dat er manieren zijn van met seks omgaan die beter of normaler zouden zijn dan andere. Op zich zijn vooroordelen niet vreemd: sociaal werkers zijn ook mensen. Ik heb geprobeerd om deze vooroordelen te adresseren, maar voelde er weinig ruimte voor. In de loop van de tijd heb ik besloten om niet meer ‘uit de kast te komen’ als (ex-)sekswerker, waardoor een nieuw deel van het team dat niet van mij weet. Ik ben me meer gaan terugtrekken in mijn eigen werk en in mijn eigen caseload. Ik merk dat ik me bij momenten echt alleen kan voelen in het team en in de grotere organisatie. Ik vind mijn werk nog steeds heel mooi en het is voor een fantastische doelgroep, maar zoals het nu gaat, schuurt het. Aan de boosheid die ik tijdens die casuïstiekbespreking voelde, merkte ik dat het toch nog knaagt. Wat kan ik doen?’
De indiener van deze casus is bekend bij de redactie
REACTIE#1
‘Laat je collega’s nadenken over hun ervaringen met zich buitengesloten voelen ‘
‘Lieve dappere collega, je hebt goud in handen: een kans voor de doorgaande professionalisering van je team. Maar allereerst wil ik graag benadrukken dat je nooit de plicht hebt om dit tot leermateriaal voor de organisatie te maken. Blijf in de eerste plaats goed voor jezelf zorgen. Jezelf gezond en sane houden is zo belangrijk in dit werk. Dat gezegd hebbende ben ik van mening dat een organisatie die zich specialiseert in een professioneel hulpaanbod voor sekswerkers, wél de verplichting heeft om op sekswerkstigma te blijven reflecteren. En ik proef in je verhaal dat je er ook iets mee wilt. Ik vind het mooi dat je zachtheid voelt naar collega’s met vooroordelen (‘het zijn ook mensen’). Dat is een beloftevolle basis om in verbinding met hen te blijven.
Zelf heb ik mij gedurende mijn loopbaan in het sociaal werk gespecialiseerd in het werken met en voor sekswerkers. Zo ken ik ook verschillende organisaties die zich hierop richten. Juist in een organisatie die werkt vanuit de visie dat sekswerk werk is, kan het soms lastig zijn om eerlijk in de spiegel te blijven kijken naar hoe vooroordelen ten aanzien van sekswerk (en seksuele diversiteit in bredere zin) ook in onszelf als professional door kunnen sijpelen. Toen ik zelf ooit startte met het werken met sekswerkers dacht ik dat ik een o zo open en niet veroordelende visie op sekswerk had. Tot ik me bewust werd van mijn eigenlijk best wel stereotype beeld van klanten van sekswerkers. Ik besefte dat ik rond dit thema nog wat te leren had.
Ik gebruik vaak de metafoor dat in het ecosysteem van onze samenleving overal deeltjes stigma ronddwarrelen, een soort stuifmeel of pollen. Er is geen ontsnappen aan: we ademen ze allemaal in. Mijn uitgangspunt is dat je er als professional (en als manager en beleidsmaker) maar van moet uitgaan dat het zich dus ook in jou genesteld heeft. En dat het beste wat je kunt doen, is dat eerlijk aan te kijken en ervoor te waken dat het je handelen stuurt. Dat vraagt continue reflectie. En dat is meestal niet comfortabel, zeker niet voor professionals die toch vaak ingeprent hebben gekregen dat ze hun werk ‘goed doen’ wanneer ze onbevooroordeeld zijn. Dit inademen en internaliseren van giftige denkbeelden geldt overigens zeker niet alleen voor seksueel stigma, maar ook voor bijvoorbeeld transfobie, seksisme, racisme, islamofobie, of eigenlijk iedere (micro)vorm van angst of afkeer voor wat ‘anders’ is.
En daar ligt ook gelijk mijn suggestie voor jou: wellicht kun je het bespreekbaar maken door het breder te trekken. Wanneer ik sociale professionals ondersteun als supervisor of intervisor maak ik graag gebruik van werkvormen met aandacht voor intersectionele identiteiten. Misschien kun je je collega’s in een intervisie uitnodigen om allemaal na te denken over een ervaring waarin ze zich buitengesloten of anders voelden, en dat te verbinden aan assen van identiteitsvorming en privilegeverschillen. Luister dan naar ieders ervaringen, zonder doorvragen of advies. Kijk ten slotte naar welke intersecties/kruispunten er zijn met jullie professionele identiteit als sociaal werker. Mocht je meer inspiratie qua werkvormen of leestips van me willen, mail me dan gerust even. Wat je ook besluit over wel of niet agenderen op je werk, weet dat je, door je verhaal hier zo open te delen, het onder ons als beroepscollega’s ook al een beetje geagendeerd hebt. Het heeft mij in ieder geval ook weer aan het denken gezet. Dankjewel!
Anke van den Dries, sociaal werker, supervisor en onderzoeker (anke@coaching4activists.org)
REACTIE#2
‘Ik leed niet alleen onder het oordeel van anderen’
‘Ik moest bij het lezen van je verhaal denken aan de eetstoornis die ik jaren geleden heb gehad en die mijn leven voor langere tijd ontwricht heeft. Nu zul je je misschien afvragen dat met jouw verhaal te maken heeft, maar ook ik heb behoorlijk onder stigma geleden. Net iets te nieuwsgierige blikken, die ook net iets te lang bleven hangen, opmerkingen over mijn figuur als ik ging hardlopen, een bepaalde gêne om me ernaar te vragen. Mijn herstel ging met vallen en opstaan. Vooral in het begin kon ik enorm kwaad worden als mensen iets verkeerds zeiden over mijn aandoening of me aangaapten; dat raakte me buitensporig. Maar op een bepaald moment kwam ik erachter dat mijn reactie sterk samenhing met hoe ik die dag in mijn vel zat. Als ik me beter voelde, kon ik wat anderen zeiden of vonden veel beter bij hen laten. Ik kwam er uiteindelijk achter dat ik niet alleen leed onder het oordeel van anderen, maar ook met zelfstigma worstelde en eigenlijk niet accepteerde dat een eetstoornis mij in de greep had gekregen. Ik ben dat toen met hulp van een therapeut gaan onderzoeken en ontdekte dat er veel oude pijn was waarmee ik aan de slag moest. Die zoektocht heeft eraan bijgedragen dat ik veel meer ben gaan accepteren wie ik ben, inclusief mijn worsteling met een eetstoornis – en ik ben veel meer dan dat. Als ik die reflectie achterwege gelaten had, was ik erkenning waarschijnlijk buiten mezelf blijven zoeken.
Ik ben sinds enige tijd HOP-trainer, waar ik ook trainers train. HOP staat voor ‘Honest’, ‘Open’ en ‘Proud’. Mensen die te maken hebben met (zelf)stigma kunnen in een HOP-training onder meer onderzoeken wanneer ze wel en wanneer ze niet praten over dat waarmee het stigma samenhangt. Ze krijgen daar geen normen over opgelegd, maar onderzoeken wat ze zélf willen en worden daarin bekrachtigd. Ik zie daar hoe hardnekkig zelfstigma kan zijn en hoe belemmerend het vaak is in allerlei levensgebieden.
Ik stel me voor dat sekswerk meer en vaker negatieve reacties en vooroordelen oproept dan een eetstoornis, dus wil mijn ervaring niet één op één vergelijken met die van jou, zoals ik ook de pijn van maatschappelijk stigma niet wil bagatelliseren. Maar ik geloof ook dat er overlap zit in onze verhalen en ben daarom benieuwd of wat jij beschrijft alleen over maatschappelijk stigma gaat of óók met zelfstigma te maken heeft. Als het ook dat laatste is, dan heb je er misschien iets aan om daar het vergrootglas eens goed op te zetten. Wat de wereld van je vindt doet er een stuk minder toe als jij jezelf ten volle omarmt, met alles wat je bent, inclusief datgene waarover mensen zo nodig een mening moeten hebben. De wereld verander je niet zo snel, maar je kunt wel zorgen dat je zelf weerbaarder wordt. Ik wens je daar van harte succes bij.’
Anonieme respondent, masterstudent Social Work
REACTIE#3
‘Vermenigvuldig jezelf met duizend’
‘Beste collega, wat mooi dat je hier zo transparant over kunt vertellen. Het lijkt mij vervelend om je op het werk niet gehoord te voelen na het vertellen van je verhaal. Zelf heb ik niet veel ervaring met sekswerk, maar wel met andere vormen van stigmatisering als ‘minder’-heid. Ik vind het soms lastig om als persoon van kleur te moeten zien hoe voor mijn gevoel niet iedereen op de werkvloer eerlijke kansen krijgt binnen de hiërarchie van een organisatie met een vooral witte bestuurslaag. Je hoort wel dat mensen van kleur zich vaker ‘moeten’ bewijzen. Ik heb dat eerder ook ervaren: mijn mening of aanvulling werd niet gewaardeerd of ik werd afgekapt in mijn verhaal. Dit kan van invloed zijn op je gevoel van eigenwaarde. Maar ik ben daar wel een beetje klaar mee. Ik heb nu een mindset van ‘take it or leave it’.
Het veranderen van organisaties van binnenuit kost echt tijd. Toch vind ik dat je hiervoor moet strijden. Dat maakt het leven spannend, al is het niet altijd even leuk. Wat maakt nou dat de ene groep harder moet werken voor erkenning dan de andere? De ballen zijn niet altijd even eerlijk verdeeld.
Er zijn genoeg lotgenoten die vanuit een benadeelde positie streven naar gedeelde rechtvaardigheid: misschien kan je collega’s met een zelfde missie vinden? Streven naar een inclusieve samenleving en werkomgeving, waarbij iedereen respectvol behandeld wordt: je hoeft dit niet alleen te doen. Ook al kan het soms voelen als water naar de zee dragen, ik denk dat we er met kleine stappen wel komen. Het is niet erg om de strijd soms even te staken. Dan zul je vanzelf zien dat ook andere mensen strijden voor rechtvaardigheid. Dit zal je waarschijnlijk ook verder inspireren en motiveren om op te komen voor jezelf en andere (ex-)sekswerkers.
Wel is het reëel om je regelmatig af te vragen of het überhaupt zin heeft je te uiten op deze werkplek, als jij je niet gehoord blijft voelen. Ook ik voel mij soms niet gehoord. Een werkomgeving kan veilig lijken, maar later blijken dat niet te zijn. Het is goed van tijd tot tijd de balans op te maken, je af te vragen waar je op de juiste plek bent en in welke werkomgeving jouw professionaliteit het best tot zijn recht komt. Ik hoop dat je de kracht blijft vinden om je verhaal te vertellen. Jezelf wegcijferen: dat is het niet waard. Misschien moet je weer even op adem komen, zodat je verder kunt. Ik stel me voor dat je iemand bent die niet snel opgeeft. Misschien ben je moe van het strijden. Maar volgens mij ben je een pionier. Ik zou zeggen; borst vooruit, wees trots op jezelf maar bescheiden, en zoek gelijkgestemden. Vermenigvuldig jezelf met tien, honderd of duizend, dan heb je een heel leger van liefdevolle personen met het hart op de juiste plek. Veel succes!’
Anonieme respondent, sociaal werker