
Anne Loocks moet regelmatig uitleggen wat ze doet. ‘Als ik aan mijn keten-partners vertel dat ik ggz-agoog ben, gaan de wenkbrauwen vaak omhoog. De ggz-agoog is een beetje een ondergeschoven kindje.’ Nadat Anne als zij-instromend maatschappelijk werker als een van de eersten de destijds nieuwe opleiding tot ggz-agoog voltooid had, bleek het ingewikkeld om aan voldoende intervisie-partners te komen. ‘Die waren dun gezaaid, dus ben ik in het hele land gaan zoeken. Uiteindelijk heb ik bij mijn werkgever een intervisiegroep opgezet.’ Zo begon haar bemoeienis om het vak meer op de kaart te zetten. Ze werd lid van de functiegroep ggz-agogen van de BPSW, waarvan ze sinds twee jaar voorzitter is. Dat verschaft haar een platform om te werken aan een betere naamsbekendheid. En ze werd adviseur bij het Coördinerend Orgaan Opleidingen Agogische Beroepen (COOAB), een organisatie die ijvert voor de positionering en opleidingsmogelijkheden van agogische beroepen. ‘Ik sta voor mijn beroep’, zegt Anne.
Herstelgericht
Als ggz-agoog werkt ze binnen een FACT-team. ‘Wij geven herstelgerichte zorg aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Onze cliënten worden vaak klinisch ontslagen, hebben daarvoor al meerdere opnames gehad, en zijn dan uitbehandeld.’ Om te voorkomen dat cliënten weer in beeld komen bij de crisisdienst of Individuele Behandeling Thuis (IBT) nodig hebben, komt het FACT-team outreachend bij deze mensen thuis.
‘Ik merk dat de hulpvraag steeds groter wordt’
Het multidisciplinaire team bestaat verder uit verpleegkundigen, sph’ers en een ervaringswerker. ‘Ik ben, net als mijn collega’s, behandelend medewerker.’ Eén verschil: waar verpleegkundigen het over patiënten heeft, spreekt zij van cliënten. ‘En ik maak extra ruimte voor het agogische stukje. Als ggz-agoog kijk ik meer naar de cliënt en zijn context, en ben ik meer met herstel bezig.’
Rollen oppakken
Ze werkt volgens het bio-psychosociaal model, wat wil zeggen dat er naast het medische ook wordt gekeken naar het biologische en sociaal-maatschappelijke aspect. ‘Ik vraag wat iemand binnen zijn context nodig heeft. Wij mensen hebben verschillende rollen in ons leven, zoals vader, moeder, dochter, lid van een sportvereniging, het beroep dat we hebben, we zijn buurman- of vrouw. Ergens gedurende hun ziekte-proces hebben mijn cliënten bepaalde rollen vaak verloren. Daarom kijken we samen: welke rollen had je voorheen, wat betekenden die voor je, welke wil je terugkrijgen en hoe ga je dat aanpakken?’ Naar aanleiding van de hulpvraag stelt ze een behandelplan op. Anne: ‘Daarin komt het psychisch welbevinden op de eerste plaats: hoe houden we dat stabiel? Daarna komen somatiek, financiën, dagbesteding en zingeving.’ Bezoeken aan nieuwe cliënten legt ze altijd met een collega af. Als de cliënt stabiel is, gaat zij alleen. ‘Eventueel met een alarmknop op zak.’
De wijk in
Ze noemt zichzelf een vakidioot en maakt lange dagen. ‘Wanneer het hele FACT-team aanwezig is, is het hier net een bijenkorf. Dus kom ik in alle vroegte werken: een rapportage van de vorige dag in de EPD zetten of een indicatie-aanvraag indienen. Vervolgens hebben we teamvergadering, waarin we nieuwe cliënten bespreken en degenen die extra hulp nodig hebben. Daarna ga ik van half 10 tot 5 uur de wijk in.’ Ze eindigt haar dag met wat telefoontjes met ketenpartners.
Bouwkeet binnenstappen
Ze probeert ‘mens te blijven naast mensen’. ‘Ik wil zorg geven zoals ik die zou geven aan mijn naasten, met troost, ondersteuning, doorpakken bij een crisis en tegengas bieden wanneer dat nodig is.’ Dat werk levert ook de maatschappij veel op, is haar overtuiging. Door contact te leggen met verwarde of ‘minder begrepen’ mensen voorkomt of beperkt ze overlast. Ze informeert en stemt af met ketenpartners zoals Wmo-medewerkers, het meldpunt overlast, politie, woonstichtingen, het sociaal team en huisartsen. ‘Ik merk dat de hulpvraag steeds groter wordt. Zonder ons zouden veel meer mensen decompenseren (ontsporen, red). Ik durf te stellen dat in Ypenburg geen straat of buurt is waar niet iemand woont die onze hulp nodig heeft.’ Het grootste deel van de tijd is ze in haar wijken te vinden: Ypenburg en Rijswijk. ‘Daar gebeurt zoveel wat onze doelgroep beïnvloedt. In Rijswijk worden bijvoorbeeld veel huizen gesloopt en gerenoveerd, in het kader van toekomstbestendig wonen. Die overlast doet veel met mensen; zij kunnen daar een terugval van krijgen. Als ggz-agoog stap ik de bouwkeet binnen om te vragen naar de voorman en mijn visitekaartje achter te laten. Handig zo’n contact, want die man kom ik een half jaar lang in allerlei casussen tegen.’
Functienaam
Nu Thomas Kampen hoogleraar sociaal werk geworden is, hoopt Anne dat er een master Social Work komt. Ook zou ze meer doorgroeimogelijkheden voor haar beroepsgroep verwelkomen. Want terwijl spv’ers in haar team hetzelfde werk doen als zij en de mogelijkheid hebben om regie-behandelaar te worden, is dat voor ggz-agogen en sph’ers niet mogelijk. Ook op haar lijstje: meer keuze in trainingen en referaten, beide nodig voor de accreditatie. ‘Zowel bij de in- als uitcompany trainingen is er minder aanbod voor onze groep dan voor bijvoorbeeld verpleegkundigen.’ Een heikel punt is de discussie over functienamen. Waar opleidingen daar mogelijk flink in willen snoeien en ook de functienaam ggz-agoog misschien willen schrappen, is Anne fervent voorstander van het behoud ervan. ‘We hebben een eigen beroepsregistratie en een beschermde titel, en kunnen tijdschrijven onder onze eigen functienaam. Ik zou het erg jammer vinden als we straks worden meegenomen in een generieke term.’
BPSW en COOAB organiseren op 10 april aanstaande ‘De dag van de ggz-agoog’ met als thema: verbinden en profileren. Aanmelden kan op de site van de BPSW of via de link op de LinkedIn-pagina van de BPSW.