De eerste beroepsopleidingen voor sociaal werkers boden hun studenten wel wetenschappelijke kennis, maar die was afkomstig uit andere wetenschappen, zoals de sociologie, de psychologie, de filosofie en het recht. Het sociaal werk had nog geen eigen kennisdomein. Al in 1915 schreef Abraham Flexner in een beroemd geworden artikel dat sociaal werk eigenlijk geen professie was. Flexner kreeg veel kritiek op zijn standpunt. Vooral de ontwikkeling van het Social Casework was een eerste aanzet tot een eigen kennisdomein met een eigen methodische werkwijze. De titel van deze column is een uitspraak van de founding mother van het Nederlandse sociaal werk, Marie Kamphuis. Tijdens haar studiereizen in de jaren vijftig in de Verenigde Staten had zij veel kennis opgedaan over de professionalisering van het sociaal werk. In haar archief – ondergebracht bij de BPSW – getuigt de correspondentie met Amerikaanse hoogleraren van haar grote inzet om ook het Nederlandse sociaal werk een wetenschappelijke basis te geven:
‘De sociaal werker moet wetenschappelijk en technisch-methodisch geschoold zijn en toegerust om met bepaalde problemen om te gaan, die zonder een degelijke opleiding en uitrusting niet opgelost of zelfs maar begrepen kunnen worden.’ Dat methodisch werken begon volgens haar altijd met het stellen van een ‘sociale diagnose’.
Ongrijpbaar voor buitenstaanders
Toch laat de geschiedenis van het sociaal werk vooral zien dat een breed gedragen wetenschappelijke kennisbasis van het beroep niet goed van de grond kwam. En hoewel het Nederlandse sociaal werk verrijkt werd met master-opleidingen en lectoraten, leidde dat niet tot een gemeenschappelijke wetenschappelijke kennisbasis.
Het was vaak de buitenwereld die het sociaal werk een spiegel voorhield. Zo schreef de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid twintig jaar geleden al dat het sociaal werk geen gemeenschappelijke body of knowledge and skills heeft. Tien jaar geleden bepleitte de Gezondheidsraad dat het sociaal werk zo’n wetenschappelijke kennisbasis
zou moeten ontwikkelen. En vorig jaar constateerde het ministerie van VWS dat het professionele profiel van de sociaal werker zwak is en hun deskundigheid voor buitenstaanders vaak ongrijpbaar is. Daarom start een Stimuleringsprogramma Sociaal Werk, dat hen in staat moet stellen hun kennisbasis helder te omschrijven,
te verstevigen en te vernieuwen. Het programma geeft daarmee tevens een stevige impuls aan de ontwikkeling van het sociaal werk tot evidence based practice. Ook de eerste reguliere hoogleraar sociaal werk Thomas Kampen pleitte onlangs in zijn oratie en in dit Vakblad voor een ‘robuuste kennisbasis’ voor het sociaal werk. De BPSW heeft goede hoop dat dankzij de impuls van het ministerie van VWS nu eindelijk begonnen kan worden met het ontwikkelen en gebruiken van die kennisbasis. Dat wordt een historische
mijlpaal voor de professionalisering van ons mooie en betekenisvolle beroep.
Jan Willem Bruins, directeur BPSW