Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Benut capaciteiten van vluchtelingen

Neeltje Spit
Uit onderzoek naar de rol van sociaal werkers en actieve inwoners bij de integratie van statushouders in Utrecht Overvecht en Houten vallen veel lessen te trekken. Eén daarvan is: als statushouders participeren in burgerinitiatieven, zetten ze veel grotere stappen in hun integratieproces.    
Een burgerinitiatief kan een een mooie tussenvorm zijn, of een opstap naar werk. HH50344709
Statushouders – asielzoekers met een verblijfsstatus, ofwel erkende vluchtelingen – zijn een relatief populaire doelgroep om mee te werken, zowel voor burgers als voor sociaal werkers. Het zijn mensen die om een concrete reden, buiten hun schuld om, hulp nodig hebben. Ze hebben in de regel niet zelf oorlog of vervolging over zich afgeroepen, wat je een persoon met schuldenproblematiek of in een relatiecrisis nog wel zou kunnen verwijten. Ook zijn het vaak mensen die gemotiveerd zijn om stappen te zetten: of het nu gaat om gezinshereniging, het leren van de taal of het vinden van werk. In die zin is de hulp aan vluchtelingen op normatief vlak beperkt complex.
Er is dan ook een enorme hoeveelheid actieve burgers – in de hoedanigheid van buur, vrijwilliger, burgerinitiatiefnemer of ervaringsdeskundige – die met deze doelgroep aan het werk is. Ze zetten zich in als taalcoach, in een ontvangstcomité bij het AZC, een eetgroep in de wijk, als contactpersoon, maatschappelijk begeleider, buddy of ondersteuner naar werk. Zij opereren naast, in samenwerking met of in opdracht van sociaal werkers van organisaties als het Buurtteam, Werk & Inkomen van de gemeente, Vluchtelingenwerk, Stichting voor vluchteling-studenten UAF of welzijnsinstanties. Waar sociaal werkers zich in het werken met vluchtelingen hoofdzakelijk bezighouden met organisatorische zaken of complexe problematiek, zijn het veelal actieve burgers die met statushouders oplopen, de wekelijkse, zo niet dagelijkse begeleiding op zich nemen en op de hoogte zijn van het wel en wee van hun ‘clientèle’.

Zuinig zijn op actieve burgers

Zo zijn de Syrische Zeneb en haar man samen actief voor statushouders in hun wijk. Het echtpaar van begin zestig is hoogopgeleid, heeft de taal snel leren spreken en heeft een netwerk weten op te bouwen. ‘Andere mensen vinden het moeilijk, kunnen niet snel praten, kunnen niet begrijpen wat die andere mensen tegen hen zeggen’, zegt Zeneb. ‘Dus gaan wij altijd, elke dag met mensen naar het ziekenhuis, de tandarts of huisarts om iets te vertalen of uit te leggen. Gisteren ging ik met een vrouw naar het ziekenhuis omdat zij gaat bevallen.’ Uit haar verhaal spreekt een kracht en trots om actief en van betekenis te kunnen zijn. Het stel werkt nauw samen met de opbouwwerker in hun gebied, die hen verbindt aan andere buurtbewoners en een vertrouwensrelatie met hen heeft opgebouwd.

Maar met de grote aantallen statushouders, de beperkte woningvoorraad, de complexiteit van de problematiek en de uitdagingen die de omvorming in de wet- en regelgeving rond inburgering met zich meebrengt, is deze pro deo-uitvoering geen sinecure. Het is dan ook cruciaal dat sociaal werkers zo goed mogelijk gebruik maken van de input van actieve burgers. Om de kracht, ervaring en activiteiten van deze burgers (waaronder ook statushouders zelf!) van statushouders bij hun inzet te optimaliseren, kunnen we lessen trekken uit lopend onderzoek naar de rol van sociaal werkers en actieve inwoners bij de integratie van statushouders in Utrecht Overvecht en Houten. In een vergelijkende casestudie hebben we in totaal 28 statushouders, 17 sociaal werkers en 9 burgerinitiatiefnemers geïnterviewd. Daarnaast zijn 15 observaties gedaan op diverse bijeenkomsten van statushouders, burgerinitiatieven, of tijdens gesprekken met sociaal werkers. Bovendien is een tweetal focusgroepen uitgevoerd, één met statushouders en één met sociaal werkers en actieve inwoners.

Capaciteiten benutten

De eerste les: benut ervaring en capaciteiten van statushouders. Meerdere onderzoeken naar de rol van sociaal werkers bij de integratie van migranten tonen het belang aan van de focus op ervaringsdeskundigheid en de kracht van de immigrantengemeenschap en individuen daarbinnen (Anleu Hernandez e.a. 2014, Nash e.a. 2006, Stewart e.a. 2008, Valtonen 2001, Westoby 2008). Gevestigde etnische groepen, zoals statushouders die al langer in Nederland verblijven, kunnen nieuwkomers ondersteunen met hun ervaring en kennis. Zo zien we bijvoorbeeld statushouders die een voorlichtingscampagne op school geven, vertalen voor een landgenoot bij een instantie of bemiddelen in geschillen met instanties als een gemeente of woningcorporatie. Ook de bezigheden van het eerder genoemde echtpaar tonen hoe ervaringskennis helpend kan zijn voor andere statushouders.

Het vraagt een goed oog om capaciteiten en waardevolle ervaringen van statushouders te zien én te benutten
Verschillende sociaal werkers spreken over het belang van goed kijken naar capaciteiten van statushouders. En ook dat dit niet vanzelf gaat. Sociaal werker Miriam: ‘Bij vluchtelingen is het heel snel de valkuil dat je hen als kwetsbare mensen ziet, die hulp nodig hebben omdat ze de taal niet spreken, het land, de cultuur, de regels niet kennen. In het begin ben je misschien wel geneigd om ze een beetje te pamperen, wat ik ook wel zie bij vrijwilligers. Dit gebeurt ook bij mensen die een achtergrond hebben als arts, tandarts of een hoge functie. Ik blijf dan maar kijken van: ik zie dat niet in hem. Ik heb dat vertekende beeld van die man die zo gebrekkig Nederlands spreekt en achter staat hier in Nederland met zijn uitkering, krappe woning en tweedehands spulletjes. Daar zit gewoon een mens achter en niet die persoon met een achterstallige positie en uitkering.’

Het vraagt een goed oog en soms een lange adem om capaciteiten en waardevolle ervaringen van statushouders te zien én te benutten.

Naast het insteken op capaciteiten is het belangrijk om in het achterhoofd te houden wat statushouders ervan kan weerhouden om hun ervaring en capaciteiten in te zetten. Zo nemen zij veelal een bescheiden houding aan als gast: ze zijn dankbaar dat ze hier zijn, willen niet tot last zijn en zeker niet hun kop boven het maaiveld uitsteken. Ook is er angst om fouten te maken, rond taalgebruik, gewoonten en gebruiken die regelmatig moeilijk zijn aan te voelen, de wijze van communiceren (direct en to the point of juist niet, hoe kijk je, waar sta je?). Dit alles kan hun integratieproces stagneren, omdat statushouders interactie uit de weg gaan en hun stem beperkt verheffen. Ahmed, een statushouder, verwoordt dit sentiment als volgt: ‘Als jij hier komt, je bent buitenlander. Je weet niet wat je moet doen.’ Een andere statushouder, Mirat, stelt: ‘Het was moeilijk, wij hebben een eigen cultuur. Wij zijn anders, anders dan de wereld.’

Participeren in burgerinitiatieven

De tweede les: stimuleer dat statushouders participeren in burgerinitiatieven. Sociaal werkers zien burgerinitiatieven als een handige partner om statushouders naar te verwijzen voor praktische hulp, als ontmoetingsplek of om even ‘van de straat’ te zijn. Met regelmaat nemen statushouders deel aan een activiteit van een burgerinitiatief, bijvoorbeeld een koffie-inloop, een kledingactie of een filmavond. Ze zijn consument van bestaand aanbod, maar creëren niet actief mee.
Maar als statushouders aan burgerinitiatieven meedoen als actief participant of organisator van de activiteit, zetten ze nog veel grotere stappen in hun integratieproces. Door zelf koffie te schenken bij de inloop, kleding uit te geven of een filmavond te organiseren, voelen statushouders zich volwaardig participant in plaats van ontvangende gebruiker. Het is een manier om van waarde te zijn voor de ander en om contacten aan te gaan. Zo zegt een initiatiefnemer uit Iran: ‘Bij onze activiteit (een eet- en ontmoetingsgroep voor voornamelijk landgenoten, red.) komen mensen van het AZC, uit de buurt of oudere mensen. Ze zijn alleen, hebben geen andere familie en komen hier voor het contact. Als organisatie heb ik hier hele positieve energie van gekregen.’ Bovendien willen statushouders ook (terug-)geven, vanuit een gelijkwaardige relatie met die ander, zo vertelt burgerinitiatiefnemer Lea, die huizen helpt in te richten met meubilair: ‘Als nieuwkomers ingericht zijn, willen ze iets terugdoen. Als ze dan geen school hebben, helpen ze me in de winkel. En nu is de helft van mijn medewerkers nieuwkomer.’

Sociaal werkers kunnen, samen met actieve burgers, hun agenderende en politiserende rol meer inzetten

Voor veel statushouders is werk uiteindelijk de gewenste opstap naar een volwaardiger bestaan. Zij lopen echter vaak aan tegen de beperkte keuzes die zij hebben (werken in magazijn of fabriek) en ervaren regelmatig het gebrek aan mogelijkheden om zo de Nederlandse taal machtig te worden. Een burgerinitiatief kan een mooie tussenvorm zijn, zo niet een opstap naar werk, omdat statushouders beschermd en deels informeel kunnen oefenen met werk. Zoals een man die bij een kledingruilinitiatief werkte, goed met fietsen bleek te zijn en via de coördinator een baan vond in de lokale fietsenhandel. Sociaal werkers kunnen meer kansen creëren voor statushouders om als initiatiefnemer, (sociaal) ondernemer of op al dan niet kleinschalige wijze iets kunnen doen voor een ander. Dat kan binnen hun eigen gemeenschap zijn, met mensen die hen vertrouwd zijn (‘bonding’) maar dit kan ook met andere burgers of professionals buiten hun gewone kring (‘bridging’).
Initiatiefnemers en sociaal werkers lopen hierbij echter wel aan tegen regels en richtlijnen van overheden en bedrijven. Met agenderen en lobbyen kunnen zij bijvoorbeeld voor langere termijn gebruik maken van een pand, draagvlak creeren voor hun plannen, of noodzakelijke financiele steun verkrijgen. Burgerinitiatieven hebben betere facilitering nodig, niet in de laatste plaats in hun communicatie met de gemeente, aangezien zij hier met regelmaat op vastlopen. Zo stelt initiatiefnemer Menlab, van Eritrese afkomst, dat het moeilijk is om ruimte te vinden voor de mensen uit haar gemeenschap: ‘Wij hebben plek nodig, maar bij elk feest hebben we harde muziek, onze koffie, ons eten. Dat willen we graag in vrijheid doen. Maar wij hebben een uitkering en een laag inkomen en de kerken en gemeente willen niet aan ons verhuren, want die vinden wat wij doen te groot en een beetje vies, rommelig. En dan zijn we een last voor de buren.’ Een goede band met kernfiguren binnen de gemeente draagt bij aan het verkrijgen van steun van de overheid (Igalla e.a. 2020), waaronder materiële steun, zoals het beschikbaar stellen van huisvesting.

Sleutelfiguren voor sociaal werkers

Derde les: benut de agenderende rol van actieve burgers; de ‘lastposten’ en zwijgzamen. Sociaal werkers ondersteunen vrijwilligers, interveniëren als de problematiek te complex wordt voor burgers of als deze aangeven dat zij hier niet de draagkracht, competenties of kennis voor hebben. Waar sociaal werkers echter, in de veelheid der dingen, beperkt ruimte voor kunnen nemen en waar überhaupt beperkt de focus op ligt, is wat het werk van deze burgers nu eigenlijk blootlegt.
Dat wat in hun dagelijkse of wekelijkse bezigheden met statushouders namelijk in het oog springt, is de wereld van systemen, regels, meerdere contactpersonen, woordvoerders, helpdesks en afdelingen waar zij zich een weg doorheen moeten zien te banen. De actieve burger vormt voor sociaal werkers een brug naar de ervaringen die gesignaleerd en geagendeerd kunnen worden, zo betoogt ook Van Pelt (2020).
Neem Pieter, die een gezin van statushouders ondersteunt met hun kind dat een meervoudige handicap heeft. Hij is nu langer dan een jaar bezig om hulpmiddelen te krijgen, zodat dit kind mobieler wordt en kan deelnemen aan activiteiten buitenshuis. Zoals een speciale elektrische bakfiets. In het langdurige traject om dit voor elkaar te krijgen komt hij langs meerdere instanties, waar hij een gebrek aan steun en medewerking ervaart. ‘Ik ben zelfs naar de wethouder gegaan’, zegt Pieter. ‘Daar heb ik een gesprek mee gehad en toen is een balletje gaan rollen, en toen zijn uiteindelijk, na een heleboel minder fijne gesprekken, acties ondernomen. Ik heb bezwaar aangetekend. En ja, onder een heleboel ge-poe-ha en ruzie is er nu een fiets. En begeleiding.’ Dit is een mondige vrijwilliger, die door sociaal werkers en binnen de gemeente ook als lastpost wordt gezien omdat hij maar blijft drammen. In de waan van de dag neigen sociaal werkers vaak naar pragmatisme en roeien met de riemen die ze hebben. Iemand als Pieter gaat tot het gaatje, wil de onderste steen boven halen, het beste voor ‘zijn’ gezin. Liggen hier gemiste kansen voor het sociaal werk?
Daarnaast zijn er de stille, meer zwijgzame actieve burgers die een goed beeld hebben van de groep statushouders en er voor hen zijn. Ze spreken de Nederlandse taal soms gebrekkig, houden zich ver van beleidszaken, maar hebben wel degelijk voelsprieten en voelen de groep aan. Zij kunnen worden beschouwd als sleutelfiguren voor sociaal werkers om toegang te krijgen tot hun achterban en een samenwerking aan te gaan. Zo brengt opbouwwerker Esa statushouder Fahrid, die een ontmoetingsgroep leidt, in contact met instanties en betrekt zij hem bij nieuwe initiatieven.
Sociaal werkers kunnen in samenwerking met actieve burgers hun agenderende en politiserende rol meer inzetten. Door beleidsmakers en politici te informeren, regels bij instanties te bevragen, naast statushouders te staan in hun zoektocht naar passende voorzieningen, werk, zorg. Hierdoor komt een doorleefd, realistischer beeld van hun situatie terecht op plekken waar besluiten worden genomen, wordt de stem van statushouders meer gehoord en kan hun machtspositie worden versterkt.

Reflecteren

Welwillende burgers willen zich, kortom, op allerlei manieren voor statushouders inzetten. Hun hulp kan worden bekrachtigd door statushouders meer als actieve burgers te benaderen, burgerinitiatieven te benutten en te ondersteunen en de agenderende functie van actieve burgers aan te boren. Sociaal werkers kunnen dat doen door te reflecteren op hun eigen relatie tot actieve burgers en de systemen waarbinnen zij ageren. Met als inzet dat statushouders, vanuit een gelijkwaardige relatie met medeburgers, volwaardig kunnen deelnemen.
Met dank aan prof. dr. Margo Trappenburg & prof. dr. Evelien Tonkens, Universiteit voor Humanistiek, en dr. Maja Rocˇak, Fontys Sociale Studies, voor hun commentaar op een eerdere versie.
Neeltje Spit is docent-onderzoeker sociale studies aan de Fontys Hogeschool Eindhoven en promoveert aan de Universiteit voor Humanistiek. Eerder was zij opbouwwerker in Utrecht.

Bronnen

  • Anleu Hernandez, C. M., & Garcia-Moreno, C. (2014). Migration, Resilience and Social Work: Latin Americans in Tarragona. British Journal of Social Work, 44(suppl 1), i88-i104.
  • Igalla, M., Edelenbos, J. & Meerkerk, I.F. van (2020). What explains the performance of community-based initiatives? Testing the impact of leadership, social capital, organizational capacity, and government support. Public Management Review, 22(4) 602-632.
  • Nash, M., Wong, J. & Trlin, A. (2006). Civic and social integration. International Social Work, 49(3), 345-363.
  • Pelt, M. van, (2020). Liever politisering dan toedekkende consensus in het sociaal werk. Sociale Vraagstukken. https://​www.​socialevraagstuk​ken.​nl/​rubrieken/​analyse-xl/​liever-politisering-dan-toedekkende-consensus-in-het-sociaal-werk/​
  • Stewart, M., Anderson, J., Beiser, M., Mwakarimba, E., Neufeld, A., Simich, L. & Spitzer, D. (2008). Multicultural Meanings of Social Support among Immigrants and Refugees. International Migration, 46(3), 123-159.
  • Valtonen, K. (2001). Immigrant integration in the welfare state: Social work’s growing arena. European Journal of Social Work, 4(3), 247-262.
  • Westoby, P. (2008). Developing a community-development approach through engaging resettling Southern Sudanese refugees within Australia. Community Development Journal, 43(4), 483-495.