Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Boeken

In Buiten het gewone staan tien lezingen die Doortje Kal de afgelopen jaren over kwartiermaken heeft gehouden bij uiteenlopende organisaties, waaronder de branchevereniging van woningcorporaties en cliëntorganisaties, ggz-instellingen en instellingen voor verstandelijk gehandicapten, maar ook op festivals en congressen.

Een zachte landing mogelijk maken

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-0968-0/MediaObjects/12459_2022_968_Fig1_HTML.jpg
In 2001 verscheen Kals proefschrift Kwartiermaken – Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Daarin laat zij zien dat de samenleving onvoldoende gastvrij is voor moeilijke mensen. Mensen met ernstige psychiatrische problemen worden uitgesloten van het gewone dagelijks leven, wat in veel gevallen leidt tot rust, maar ook vaak tot een volledig isolement. Onder de noemer ‘kwartier maken’ – de weg bereiden, een zachte landing mogelijk maken in een vaak als hard ervaren samenleving – zette Kal als preventiewerker sociale psychiatrie verschillende projecten op die de kloof tussen cliënten en samenleving moeten overbruggen. De lezingen die Kal in samenwerking met Gerda Scholtens heeft gebundeld in Buiten het gewone geven een inkijkje in de wijze waarop Kal zich door de praktijk heeft laten aanspreken, zich theoretisch ontwikkelde en andere kwartiermakers en organisaties heeft geïnspireerd.
Een mooi voorbeeld is de lezing die Doortje Kal hield tijdens een ‘management development-dag’ in een grote psychiatrische instelling in Eindhoven. Zij sprak er over gastvrijheid en het dikwijls onbenoembare van het lijden dat die gastvrijheid zo urgent maakt. Dat woningbouwcorporaties kunnen bijdragen aan de doelstellingen van kwartiermaken maakt ze concreet op een landelijke studiedag van Aedes, de koepelorganisatie van woningbouwcorporaties. Deze maatschappelijke instituties kunnen, zegt Kal, een bijdrage leveren om ‘wijken te creëren waar mensen niet anoniem zijn voor elkaar’. In het nawoord van Buiten het gewone verwoordt Kal nogmaals haar visie: ‘Wat mensen in kwetsbare posities te zeggen hebben – of dat nu gestamel is of een weloverwogen betoog – kan gezien worden als een potentieel verrijkende bijdrage aan de humuslaag van duidingen en interpretaties, een bijdrage die onmisbaar is om een leefbare en humane vorm van omgang met elkaar te vinden.’

In dit mooie boek brengt Kal kwartiermaken tot leven, geeft ze aan hoe belangrijk de inzet van ervaringsdeskundigen is en hoezeer de in zwang geraakte herstelbeweging bijdraagt aan het empoweren van mensen in kwetsbare posities.

D. Kal & G. Scholtens (red.) (2022)
Buiten het gewone – 10 lezingen over kwartiermaken
Amsterdam: Tobi Vroegh (120 pg., €10,-)
Door Lennie Haarsma, jurist en maatschappelijk werker

De impact van dyslexie

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-0968-0/MediaObjects/12459_2022_968_Fig2_HTML.jpg
Dyslexie stopt nooit, hoewel de aandacht ervoor op volwassen leeftijd afneemt ten opzichte van de kinderleeftijd. Toch neemt de impact van dyslexie toe naarmate de leeftijd vordert: dyslexie wordt dan ook voelbaar in iemands maatschappelijke participatie, in diens emotionele gezondheid en sociale relaties. Juist dan is contact met gelijkgestemden zinvol om ervaringen te bespreken en mogelijke oplossingen uit te wisselen.
De belangenvereniging Impuls en Woortblind organiseert al twintig jaar dergelijke bijeenkomsten en dit boek is de neerslag daarvan. Het is geschreven vóór volwassenen met dyslexie dóór volwassenen met dyslexie en dat maakt de inhoud zo valide: het geeft de lezer een directe inkijk in de impact die dyslexie op een leven kan hebben.
De opbouw van het boek volgt de opbouw van de bijeenkomsten: het (h)erkennen van een bepaald thema gevolg door tips.
De inleiding bestaat uit twee losse delen: één over dyslexie en één over neurodiversiteit. Neurodiversiteit zegt: er bestaan geen stoornissen in, maar varianten van het menselijk brein, waarvan het dyslectische er één is. Iedere breinvariant heeft naast zwakke óók sterke kanten; die worden in dit boek helder geconcretiseerd. Dan volgen zes hoofdstukken rondom een thema, gevolgd door tips. Het begin is heel sterk met de kracht en positieve kanten van dyslexie. In de hoofdtekst worden enkele daarvan besproken; de bijlage bevat een behoorlijk volledige opsomming.
Het tweede hoofdstuk behandelt de communicatie en sluit nauw aan bij het conceptueel, associatief denken wat een sterke invloed heeft op het schrijven en luisteren. De tips sluiten daar heel praktisch op aan.
Het derde hoofdstuk behandelt de emotionele gevolgen die dyslexie kan hebben: je schamen, je dom voelen, een laag zelfbeeld hebben, weinig zelfvertrouwen, veel stress en frustratie ervaren. Dit is een trefzeker deel, met zeer waardevolle tips die er echter op papier eenvoudig uitzien, maar waarvan de realisatie enige moeite kan kosten.
In hoofdstuk vier komt het omgaan met te veel mails en het bijhouden van de administratie aan de orde. Een lekker praktisch onderwerp dat zowel in de privésfeer als op het werk zeer relevant is.
Het vijfde hoofdstuk is het minst specifiek voor dyslexie: dit gaat over omgaan met computer-updates en wachtwoorden. Niet alleen voor dyslecten, maar ook voor bijvoorbeeld ouderen kan dit zeer stressvol zijn.
Het laatste hoofdstuk gaat over de inzet van digitale of fysieke hulpmiddelen en het vragen om hulp. Heel sterk is dat openstaan voor hulp geen teken van zwakte is! Ook de rol van de werkgever wordt mooi uitgelicht: als die dyslexie beter begrijpt, kan hij/zij de dyslecticus ook gerichter ondersteunen.

Dit boek probeert twintig jaar bijeenkomsten te vangen in twintig tips, maar dat is té beknopt. Er blijven thema’s onbesproken die er óók toe doen, zoals het publieke beeld van dyslexie en het daaraan gekoppelde stigma, of het verstandig is om te vertellen dat je dyslexie hebt en hoe belangrijk sociale steun is. Je kunt de beknoptheid van dit boek ook positief uitleggen: er liggen nog diverse onderwerpen om te bespreken en er zijn nog tientallen tips te formuleren. Kortom: dit boek moet absoluut een vervolg krijgen.

K. de Jager, P. Millenaar & L. van Andel (2020)
Haal meer uit je dyslexie! (H)erkenning en 20 tips door dyslecten zelf
Impuls en Woortblind, (78 pg., €15)
Door Joost de Beer, onderzoeker en docent Lectoraat Arbeid & Gezondheid, HAN; onderzoeker Academische Werkplaats Arbeid & Gezondheid, Tranzo, Tilburg Universiteit

Trauma onderzoeken

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-0968-0/MediaObjects/12459_2022_968_Fig3_HTML.jpg
Het boek Stilstaan bij trauma is bedoeld voor iedereen die zijn/haar eigen trauma wil onderzoeken. Heling betekent dat de schade van trauma niet langer het persoonlijke leven overheerst en dat iemand een gezonde controle over het eigen leven terugwint. Psychotherapeut Vivian Broughton, die hierbij sterk geïnspireerd is door en schatplichtig is aan het werk van de Duitse psycholoog en psychotherapeut Franz Ruppert, neemt de lezer mee langs begrippen als ‘symbiose’ en ‘autonomie’. Een getraumatiseerd persoon heeft een aantal kenmerken zoals ‘zich hulpeloos voelen’ en ‘gemakkelijk overweldigd (kunnen) raken’ of is voortdurend bezig ‘de goedkeuring van anderen te zoeken’. Broughton legt de link met twee trauma’s die leiden tot de zeer verontrustende ervaringen van het ongewenst en ongeliefd zijn: het ‘identiteitstrauma’ en het ‘liefdestrauma’. Dat vindt plaats in de prilste fase van iemands leven, voordat we een conceptueel geheugen hebben en over enige vorm van cognitief of verbaal vermogen beschikken. Zij gebruikt vier termen om het kenmerkende, diepliggende trauma te omschrijven: de situatie is overweldigend, er is sprake van een extreme hulpeloosheid, deze wordt als levensbedreigend ervaren en werkt splitsend, als fragmentatie. Trauma kan plaatsvinden in vroegkinderlijke fasen. Denk aan gebeurtenissen bij de bevruchting, stressfactoren tijdens de zwangerschap, stress bij de bevalling en incidenten kort na de geboorte. Deze factoren worden niet-bewust meegemaakt, maar wel beleefd door de baby. Broughton onderstreept het belang van een liefdevolle verbinding tussen baby en ouders door oogcontact, (borst)voeding, emotionele veiligheid, affectie, koestering, wederzijdsheid en huidcontact.

Aan de hand van verhelderende tekeningen geeft de auteur inzicht in de traumatische ontwikkeling van het kind. Hoe kun je jezelf leren kennen? Welke overlevingsstrategieën zijn er? Hoe werkt de zogenaamde ‘dader-slachtoffer-dynamiek’? Wat is de impact van de keuze: Ik neem mezelf, mijn leven en mijn trauma serieus! ? Het diepgaand verkennen en begrijpen van de eigen gevoelens kan leiden tot compassie met jezelf. Zodoende kan er nieuw vertrouwen ontstaan en kan iemand gezonde, veilige relaties ontwikkelen. Zelfonderzoek kan nieuw inzicht opleveren over het getraumatiseerde gezinssysteem en het helpt om te begrijpen wat de invloed hiervan is geweest op het vermogen van je ouders om voor jou te zorgen. Kortom: een ontdekkingstocht die tijd, moed en energie vraagt maar kan leiden naar meer innerlijke vrijheid, zelfvertrouwen, gezondere relaties en hoop.

V. Broughton (2020, 3e druk)
Stilstaan bij trauma. Een heldere uiteenzetting over het ontstaan van trauma en de traumaverwerkingsmethode van Franz Ruppert
Eeserveen: Uitgeverij Mens! (123 pg., €17,50)
Door Bob de Raadt, medisch maatschappelijk werker en contextueel hulpverlener Erasmus MC Sophia, Rotterdam.

Van denken naar doen en vice versa

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-0968-0/MediaObjects/12459_2022_968_Fig4_HTML.jpg
Theorie en praktijk hebben een ongemakkelijke relatie, maar ze zijn wel onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zonder theorie is het handelen slechts blind giswerk en zonder praktijk is theorie een lege huls. Denken over sociaal werk heeft als doel de praktijk van het sociaal werk te voeden, inspireren en ondersteunen op basis van een breed spectrum van theoretische invalshoeken. In de inleiding stellen de auteurs expliciet dat deze theorieën niet opgevat moeten worden als verschillende gereedschappen waarmee de sociaal werker de praktijk vorm kan geven. De praktijk is daarvoor te complex. Mensen handelen niet altijd vanuit instrumentele rationaliteit en zijn niet altijd rationele actoren. De praktijk is weerbarstig en standaardoplossingen passen zelden perfect op concrete situaties. Dit maakt het denken over sociaal werk niet nutteloos, integendeel. Een goede sociaal werker is een reflexieve professional die de kaders die zij hanteert kan toetsen aan de dagelijkse realiteit. Kennis van verschillende filosofieën en theorieën kan de eigen praktijk uitdagen en verdiepen. Denken en doen versterken elkaar. Het is niet de bedoeling van de auteurs dat dit boek van a tot z als een studieboek uitgediept wordt. Dat mag natuurlijk wel, maar het is ook prima als de lezer die hoofdstukken die relevant zijn voor haar praktijk eruit pikt en zich laat inspireren.
Denken over sociaal werk heeft twintig hoofdstukken verdeeld over vier delen. Het eerste en kortste deel gaat over duurzame dilemma’s in het sociaal werk. Hier gaan de auteurs in op de rol en positie van de sociaal werker in de samenleving. Het tweede deel, ‘Perspectieven op handelen en sociaal werk’ bespreekt grootheden als Hannah Arendt, Zygmunt Bauman en Michel Foucault. Een sociaal werker moet handelen. Wat betekent dit in een steeds onzekerder wordende wereld? Hoe verhouden macht en verzet, individu en structuur, micro- en macroperspectief zich tot elkaar? In het derde deel wordt nagedacht over sociale rechtvaardigheid. In dit deel komt mooi naar voren hoe denken zich verdiept in discussie en kritiek. Nussbaum en Sen verwoorden hun denken over rechtvaardigheid in discussie met John Rawls en met elkaar. In dit deel is ‘capability’ een sleutelwoord, maar wordt ook ruimte gemaakt voor Ubuntu (een ethische, humanistische filosofie uit het zuiden van Afrika) en een fundamentele kritiek op het kapitalisme. ‘Sociaal werk op de brug tussen mens en samenleving’ is het vierde en laatste deel van dit boek. Hier kijken de auteurs aan de hand van de hiervoor opgedane theorie naar de praktijk in een stedelijke context en doen ze aanbevelingen voor de beleidspraktijk van sociaal werkers. Dit deel is gericht op de Vlaamse praktijk en hoewel er verschillen zijn met de Nederlandse situatie zijn de overeenkomsten groot genoeg om ook dit deel ter harte te nemen. Ook hier heeft de sociaal werker meer mogelijkheden een kritische beleidsrol te vervullen als zij minder afhankelijk is van financiering van de overheid.

Denken over sociaal werk is een rijk en inspirerend boek. Of de overdaad aan kleurenfoto’s nodig was geweest is een kwestie van smaak, maar het staat het leesplezier niet in de weg: grasduinen maar!

P. Raeymaeckers et al., (2021)
Denken over sociaal werk
Leuven: Acco (430 pg., €48,50) samengesteld door Werner van de Vrede
Door Werner van de Vrede, ambulant behandelaar BuurtzorgT, Amsterdam Centrum