Jurja Steenmeijer is directeur van de BPSW Academie. Wat zijn haar ambities met dit opleidingsinstituut voor sociaal werkers? En hoe belangrijk vindt ze kennis voor professionals? ‘Iets doen of laten als sociaal werker kan in lijn zijn met je intuïtie, maar je moet je handelen ook kunnen relateren aan wat je weet over een bepaald onderwerp.'
Een basistraining aanpak ouderenmishandeling, een opleiding tot intervisor, maatschappelijk werk in de palliatieve zorg: het is een kleine greep uit het actuele aanbod van de BPSW Academie, dat onderdeel is van de BPSW, de beroepsvereniging voor sociaal werkers. Jurja Steenmeijer, adviseur vakmanschap en ethiek in sociaal werk, is sinds juni van dit jaar ook directeur van dit opleidingsinstituut. Ze heeft daarmee het stokje overgenomen van BPSW-directeur Jan Willem Bruins. ‘Jan Willem deed het er altijd bij, maar gezien de sterke groei van de academie en onze ambities lag het voor de hand er een officiële functie van te maken,’ vertelt Steenmeijer.
‘Wetenschappelijke kennis heeft een legitimerende waarde’
Beroepsvorming
Drie zaken, in lijn met de nieuwe aspiraties, zullen tijdens haar directeurschap de volle aandacht krijgen. Ze wil het portfolio van de BPSW Academie proactief laten aansluiten bij de tijd en het beroep, meer ‘blended’ gaan werken – dat wil zeggen: meer trainingen gaan aanbieden die contacttijd met een trainer en e-learning combineren – en, ten slotte, een stem zijn in de discussie over hoe je het vak van sociaal werker goed kunt aanleren. ‘Het gaat bij dat laatste om het uitwerken van wat ook wel een ‘signature pedagogy’ heet: een onderwijspedagogiek of didactiek die kenmerkend is voor de professie van sociaal werker,’ licht ze toe. ‘Binnen het vak leven daarover sterk uiteenlopende visies. De een zweert bij kernvakken, een ander vindt praktijkgerichtheid cruciaal en weer anderen denken dat leercoaches en -community’s het hart ervan zouden moeten vormen. Vanuit de academie willen wij de discussie erover verhelderen, onder meer door beroepsvorming een nadrukkelijker plaats te geven in ons opleidingsaanbod.’ Daarbij zullen vragen aan de orde komen als ‘waarom doen we de dingen zoals we ze doen?’ en ‘hoe brengen we ons handelen in lijn met onze beroepsidentiteit?’ Beroepsvorming is nu, en volgens Steenmeijer geheel ten onrechte, een onderbelicht issue. ‘Sociaal werkers halen een bachelor en gaan daarna aan het werk. Ik zie tussen het aanbod van die initiële opleidingen en het meestal functiegerichte aanbod van werkgevers een hiaat wat betreft beroepsvorming. Wij willen dat gat opvullen.’
Evenwichtiger
De werkwijze van de academie is jarenlang min of meer reactief geweest, vertelt ze. ‘Voorstellen voor cursussen en workshops kwamen uit een van de acht werkvelden die wij onderscheiden of van individuele leden van de BPSW. Zij leverden vaak zelf een docent en wij deden de praktische ondersteuning: pr, een zaaltje, de financiën. Met de inhoud bemoeiden we ons nauwelijks. In de praktijk leidde dat ertoe dat sommige functiegroepen over- en andere ondervertegenwoordigd waren. We willen nu proactiever en evenwichtiger bij alle werkvelden gaan aansluiten en bij het samenstellen van aanbod uitgaan van wat wij vinden dat sociaal werkers moeten weten en kunnen.’ Het door de BPSW opgestelde Beroepsprofiel en de Beroepscode zullen daarbij een belangrijke leidraad zijn. Ter illustratie noemt ze ‘politisering’, volgens de Beroepscode een kerncompetentie van sociaal werkers. ‘Veel van ons opleidingsaanbod tot nu toe richtte zich op personen, terwijl politisering juist vergt dat je boven het individuele uitstijgt en je blik richt op wat er op macroniveau gebeurt. Je kunt bij armoede gaan regelen dat iemand toegang krijgt tot de voedselbank, maar als sociaal werker moet je het ook op een hoger plan aan de orde kunnen stellen. Bij de toeslagenaffaire bijvoorbeeld, waar heel veel sociaal werkers de effecten op mensen direct van hebben meegemaakt, is vanuit onze professie voor zover wij weten nooit de vraag gesteld wat er op politiek niveau eigenlijk aan de hand was. Er werd driftig gedweild, maar de kraan bleef gewoon openstaan. Wij willen dus scholing aanbieden in signalering, agendering en belangenbehartiging, de drie elementen van politisering zoals omschreven in het beroepsprofiel. Hoe ontwikkel je een antenne voor structurele problemen en hoe pak je die aan als sociaal werker?’
Niet onbetwist
Wat, denkt Steenmeijer, is de waarde van theoretische kennis binnen het sociaal werk? En gaat de BPSW Academie daar onder haar leiding ook aanbod in ontwikkelen? ‘Theoretische kennis is bepaald niet onbetwist in het vakgebied,’ aldus Steenmeijer. ‘Sommige mensen zijn van mening dat present zijn, het relationele aspect van het sociaal werk, veruit het belangrijkst of zelfs voldoende is. Zelf denk ik dat het sociaal werk gebaat is bij een stevige kennisbasis en dat je kennis ook echt nodig hebt in je werk.’ Ze beschouwt het ‘zeker niet’ als het enige uitgangspunt voor het handelen – ‘het mag geen knellend keurslijf worden’- maar naast waarden en normen, intuïtie, levenservaring en ervaringsdeskundigheid is het wel een heel belangrijke leidraad, meent ze. ‘Iets doen of laten als sociaal werker kan in lijn zijn met je intuïtie bijvoorbeeld, maar je moet je handelen ook kunnen relateren aan wat je weet over een bepaald onderwerp.’
Suikerconsumptie
‘Mensen vragen zich wel eens af wat sociaal werkers nou eigenlijk doen,’ zegt Steenmeijer. ‘Kennis heeft ook een legitimerende waarde. Als jij als jeugdwerker ziet dat een kind in het gezin waar je mee te maken hebt veel snoept, is het bij het bespreken daarvan handig om je oordeel niet alleen op bijvoorbeeld je intuïtie te baseren, maar ook te beschikken over wetenschappelijke kennis over de effecten die een hoge suikerconsumptie heeft op de ontwikkeling van een kind.’ Ze wijst op de Professionele Standaard voor sociaal werkers, die naast een relationele en een ethische ook een vakinhoudelijke component heeft. ‘Als sociaal werkers kennis verwaarlozen en sterk inzetten op het relationele alleen, dan kan dat best lang goed gaan, maar als er op dat relationele vlak vervolgens iets misloopt, staan ze snel met hun handen in het haar. Over kennis beschikken kan dat voorkomen.’
‘Theoretische kennis is bepaald niet onbetwist in het vakgebied’
Wegwijzer
De BPSW Academie, zegt Steenmeijer, is zelf geen ‘kennis genererend instituut’, en zal dus ook niet snel louter theoretische cursussen aanbieden. ‘Maar we willen wel kennis ontsluiten, een wegwijzer zijn tussen beroepsbeoefenaren aan de ene kant en partijen als bijvoorbeeld Movisie, het NJi en hogescholen aan de andere kant. Dit soort kennis- en onderzoeksorganisaties borgen de kennis die van belang is voor sociaal werkers. Mensen moeten bij ons terechtkunnen met vragen over waar kennis over allerlei onderwerpen te vinden is.’
Voor het aanbod van de BPSW Academie zie www.bpsw.nl/academie
Else de Jonge is eindredacteur van Vakblad Sociaal Werk