Op mijn 29e vond ik het tijd om een vrouw te vinden en een gezin te stichten. Ik maakte een lijst van alle meisjes die ik via mijn familie kende: 84 namen. Veel Iraanse gezinnen wonen in allerlei uithoeken van de wereld en de families onderhouden veel contact met elkaar. Ik schrapte namen van degenen die te rijk, te oud of te jong waren en niet gestudeerd hadden. Tot één meisje overbleef, Hyba. We zaten maanden te Skypen, tot we besloten te trouwen. Hyba kwam bij mij in Griekenland wonen, terwijl de situatie in Iran erg onrustig was. Haar broer zat vanwege zijn politieke activiteiten in de gevangenis, en de kans dat hij gedood zou worden, was groot. Mijn vrouw en ik vonden kracht in het christelijke geloof. We geloven dat dat hielp, want Hyba’s broer werd vrijgelaten.
Portret: Farzad Henareh ‘Ik ben een verkapt sociaal werker’
'Ik ben opgegroeid in Iran, in een Koerdisch-Azerbeidzjaanse stad met twee miljoen mensen waar allerlei culturen en geloofsgemeenschappen met elkaar samenleefden: Armeniërs, Koerden, Azerbeidjanen, zoroastriërs, moslims, sjiïeten, soennieten. Hoewel er veel verschillende talen werden gesproken, begreep iedereen elkaar. Mijn familie is politiek actief: mijn grootvader en oom werden vervolgd omdat zij streden voor meer vrijheid. Omdat ik ambitieus was en ook meer vrijheid zocht, besloot ik een studie engineering te gaan volgen in Athene. Ik was een van de weinigen Iraniërs die hiervoor een beurs kreeg. Ik leerde Grieks en studeerde Griekse filosofie. In 2004 werkte ik mee aan de Olympische Spelen.
Dat we in Nederland terecht zijn gekomen is een bizar verhaal. Ik had een nieuwe baan gevonden in Vancouver in Canada en we zouden over Schiphol vliegen. Daar bleken we niet de juiste papieren te hebben om naar Canada door te reizen. We mochten niet terug naar Griekenland, maar ook niet naar Iran. We kwamen in AZC’s terecht; twee in een half jaar. Volgens mij is dit allemaal zo gelopen omdat het door God zo voorbestemd was.
Ons leven in de AZC’s startte in Limburg, waar we veel mensen leerden kennen. Ik ben best sociaal en wilde graag iets betekenen voor de mensen om me hen. Ik ontmoette een Perzische man, Reza, die als een peetvader voor mij was, en waar ik zelf veel steun aan ondervond. Na tweeënhalf jaar kregen mijn vrouw en ik – we hadden intussen drie kinderen – een verblijfsvergunning en een huis toegewezen in Utrecht Overvecht. Utrecht voelde meteen vertrouwd. We ontmoetten wijkbewoner Ibrahim, die ons rondleidde in de stad en op weg hielp.
‘De eerste jaren ging de meeste energie zitten in het leren van de taal en het vinden van werk. De gemeente bood goede trainingen aan, bijvoorbeeld in het opbouwen van een netwerk, het opstellen van een cv, informatie over opvoedingszaken en financiën. Ik deed overal aan mee, want ik wilde – en wil nog steeds – vooruit in het leven. Mijn taaldocent Adelina was er altijd als ik haar nodig had: ze leerde me niet alleen de taal, maar hielp me ook aan een netwerk. Ze is ook bij ons thuis langs geweest met haar kinderen. En ik ontmoette sociaal makelaar Emine in het buurthuis, die net als ik Turks spreekt. Met haar hulp en die van anderen hebben we een goed bezochte ontmoetingsgroep voor Perzische en Koerdische mensen opgezet, die nu al jaren draait. We wisselen informatie uit, er zijn gastsprekers en we organiseren feesten. Daardoor heb ik het gevoel nu ook echt onderdeel te zijn van Utrecht en Overvecht.
Een goede sociaal werker is volgens mij iemand die degene die hij begeleidt begrijpt, weet wat die in huis heeft en hier actie op kan ondernemen. Iemand die anderen op weg kan helpen. Ik ben nu eigenlijk zelf verkapt sociaal werker. Naast mijn banen als engineer en chefkok help ik mensen aan het werk en breng ik hen met elkaar in contact. Zo kun je echt iets veranderen in het leven van mensen.’