Landelijke akkoorden voor de oplossing van problemen in de zorg bevatten tendensen die hoogst relevant zijn voor het sociaal werk. Dat brengt risico's én kansen met zich mee, schrijven Lisbeth Verharen, Carla Kolner en Ard Sprinkhuizen. ‘Sociaal werkers moeten hierin proactief zijn en het initiatief naar zich toe halen.'
Het zal niemand zijn ontgaan: er zijn zorgen over de zorg in Nederland. Deze zorgen gaan grofweg over de betaalbaarheid van de zorg, de personeelstekorten en de inrichting van de zorg als systeem. Het blijft niet bij zorgen. De Nederlandse overheid heeft de afgelopen tijd, samen met allerlei landelijke en regionale partijen, stevig nagedacht over oplossingen en de conclusie is dat de zorg anders moet. De richting van die veranderingen is tot uitdrukking gebracht in een aantal landelijke akkoorden: IZA (Integraal Zorg Akkoord), GALA (Gezond en Actief Leven Akkoord), WOZO (Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen) en een uitvoeringsregeling (SPUK).
Relevant
Hoewel deze akkoorden hun eigen accenten hebben zijn er tendensen in te ontwaren die gemeenschappelijk zijn en relevant voor het sociaal werk.
Ten eerste is dat de aandacht voor preventie. Om de druk op de zorg te verminderen, moeten we voorkomen dat mensen zorg nodig hebben. Al in de titel van het GALA komt tot uitdrukking dat de overheid ook van alles van mensen zelf verwacht: gezond en actief leven. Tevens legt het GALA daarbij een link naar de gezonde leefomgeving: de fysieke en sociale omgeving. Een omgeving waarin het goed leven is met elkaar, met een sterke sociale basis van informele netwerken, toegankelijke en bereikbare basisvoorzieningen en publieke diensten.
Naast preventie vragen de akkoorden om te kijken naar mogelijkheden voor de verplaatsing (‘substitutie’) van de zorg. Het besef is groot dat achter veel zorgvragen sociale determinanten (zoals armoede, chronische stress en slechte kwaliteit van de woon- en leefomgeving) schuilgaan, een gegeven waar ook Herman de Mönnik vorig jaar in zijn Marie Kamphuis Lezing op wees (2022). Dat vraagt om meer en betere samenwerking tussen eerstelijnszorg en het sociaal domein.
Tot slot zijn er de nodige verwachtingen van innovatieve vormen van digitale ondersteuning, waardoor bijvoorbeeld ouderen langer zelfstandig zouden kunnen blijven wonen.
De zorgakkoorden verwijzen regelmatig naar het sociaal domein. Daar zou een deel van de oplossing liggen voor de huidige problemen in de zorg. Sociaal Werk Nederland roept het sociaal werk nadrukkelijk op zich hierin goed te positioneren: https://www.sociaalwerknederland.nl/actueel/landelijke-akkoorden. Terecht want de ontwikkelingen brengen risico’s en kansen voor het sociaal werk met zich mee.
Risico’s
De scheidslijn tussen zorg en welzijn is niet scherp. Voor een deel overlappen de twee domeinen, maar er zijn ook belangrijke verschillen (Verharen, 2015). En als we naar de geschiedenis van het sociaal werk kijken, dan zien we meermaals toenadering én verwijdering tussen zorg en welzijn. Uit dat verleden kunnen we lessen trekken voor de toekomst en risico’s op het spoor komen. Deze risico’s komen op het sociaal werk af als sociaal werkers, organisaties en de branche afwachtend of defensief reageren op de huidige ontwikkelingen in de zorg. We noemen er drie:
Sociaal werk wordt het afvoerputje van de zorg
In de oproep tot het verplaatsen van de zorg naar het sociaal domein schuilt het risico dat de zorg mensen onterecht doorschuift naar het sociaal domein. Neem een oudere die kampt met een scala aan gezondheidsproblemen, laaggeletterd is, amper een sociaal netwerk heeft en de nodige schulden. Het is terecht dat gekeken wordt wat het sociaal werk voor deze persoon kan betekenen, maar er blijft ook zorg nodig. Het is geen kwestie van verplaatsing van de zorg naar het sociaal domein: er is sámenwerking met het sociaal domein nodig. Het risico bestaat dat mensen, en zeker mensen in de meest kwetsbare posities, niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. De toegankelijkheid van de zorg staat voor hen vaker onder druk. In de geschiedenis van het sociaal werk hebben we dat eerder gezien, bijvoorbeeld bij mensen met dubbeldiagnoses die geen toegang kregen tot de geestelijke gezondheidszorg en al evenmin tot de verslavingszorg en zo bij het sociaal werk terechtkwamen en niet kregen wat ze nodig hadden.
De zorg en het sociaal werk zijn complementair en versterken elkaar
De zorg kaapt delen van het sociaal werk zonder zelf de benodigde kennis en kunde in huis te hebben
Het toenemend besef bij zorgprofessionals van de sociale determinanten van gezondheid kan ertoe leiden dat zij zich hier in hun werk meer op gaan richten, met het risico dat zij zich taken van sociaal werkers toe-eigenen. Eerder zagen we bijvoorbeeld hoe transferverpleegkundigen taken van ziekenhuismaatschappelijk werkers overnamen (Verharen, 2015). Zij gingen patiënten voorbereiden op hun terugkeer naar huis, met de patiënt en naasten verkennen wat daarvoor in de thuissituatie nodig was en waar nodig voorzieningen aanvragen − werk dat voorheen door een ziekenhuismaatschappelijk werker werd gedaan, die naast de praktische zaken rondom de terugkeer naar huis ook kwesties in het sociaal functioneren aan de orde stelde. In het hier en nu horen we professionals in de publieke gezondheid vertellen dat zij aan de slag willen met community building, veelal zonder de essentie van deze aanpak te kennen. Zij vervormen deze benadering tot een nogal instrumentele aanpak die erop gericht is dat buren voor elkaar gaan zorgen. Dat is heel wat anders dan samen met bewoners buurten versterken vanuit wat zij willen en kunnen.
Sociaal werk krijgt een deel van de bezuinigingsopgave van de zorg in de schoenen geschoven
De substitutieopgave is ook een systeemvraagstuk, dat niet alleen met de verhouding tussen professionals in zorg en welzijn te maken heeft. Het gaat ook over druk op organisaties en (financiële) middelen. De zorg is volgens de overheid te duur geworden en door delen naar het sociaal domein te verschuiven wordt het goedkoper. Daarmee neemt de druk op het sociaal domein toe. Het verleden leert dat dergelijke verschuivingen niet gepaard gaan met verplaatsing van de noodzakelijke middelen naar het sociaal domein. Zorg en welzijn zijn gescheiden financieringsstromen. Er wordt gesproken over verplaatsen van zorg naar het sociaal domein, maar in het verplaatsen van de financiering zit nog amper beweging. Preventie van problemen wordt op deze manier louter preventie van zorgkosten, waarbij mensen de noodzakelijke zorg wordt onthouden én het sociaal werk niet de middelen krijgt om daadwerkelijk preventief te werk te gaan.
Kansen
Als het sociaal werk zich niet afwendt van wat er gaande is in de zorg, bieden de ontwikkelingen ook de nodige kansen. Ook hiervan willen we er drie belichten:
Sociaal werk kan vanuit de eigen waarden strijden voor rechtvaardige preventie en zorg
Sociaal werkers brengen een eigen perspectief in: een perspectief vanuit sociale en confronterende rechtvaardigheid (Kolner, 2024). Sociaal werkers weten dat gezondheid niet enkel een kwestie is van gezond en actief leven. Zij kijken naar de maatschappelijke oorzaken die schuilgaan achter individuele problematiek en stellen waar nodig onrecht aan de kaak. Zeker als het om kwetsbare groepen gaat die bijvoorbeeld door gebrek aan bestaanszekerheid en perspectief in de knel komen. Dit kritische perspectief is zeker nu, met de huidige druk op de zorg, noodzakelijk: oog hebben voor de mechanismen van uitsluiting die zich voordoen en die signaleren, agenderen én adresseren. Je ziet dit bij sociaal werkers die samen met mensen in armoede kijken wat er, heel concreet, gedaan kan worden om het einde van de maand te halen – denk aan particuliere voedselbanken als een manier van burgers en sociaal werkers om samen armoede in wijken aan te pakken en daarmee het armoedevraagstuk ook kritisch te agenderen.
In het verleden was er meermaals toenadering én verwijdering tussen zorg en welzijn
De positie van het sociaal werk in samenspel met de zorg kan worden versterkt
De zorg en het sociaal werk zijn complementair en versterken elkaar, al werken beide domeinen vanuit een andere logica. De zorg werkt vanuit een medisch model en onderzoekt medische oorzaken en oplossingen van problemen. Het sociaal werk daarentegen zet zich in om het sociaal functioneren van mensen te verbeteren. Waar in de zorg medicijnen dikwijls het panacee zijn, zet het sociaal werk in op participatie en zelfwerkzaamheid van mensen. Dit is de tijd om de verschillen en complementariteit goed zichtbaar te maken: niet opgaan in de zorg, maar juist de eigen kunst en kunde goed inbrengen. Een mooi voorbeeld is het Wijkleefstijlnetwerk in Leidsche Rijn in Utrecht, waar bewonersorganisaties, welzijnswerk, buurtteams, eerstelijnsgezondheidszorg en het UMCU samenwerken om aan een wijk te bouwen waar bewoners samen in hun dagelijks leven tot gedrag worden uitgedaagd waar hun gezondheid en welzijn door beweging en ontmoeting centraal staan. Zo zijn er wandelgroepen, kookgroepen en laagdrempelige ontmoetingsplekken als de bibliotheek.
Preventie kan worden benaderd vanuit een welzijnslogica
De verschillen tussen sociaal werk en de publieke gezondheidszorg zijn groot. De laatste benadert problemen rond gezondheidsverbetering vanuit een rationeel model van wetenschappelijke kennis over effectieve, collectieve preventie. Zij zet wetenschappelijk bewezen (‘evidence based’) interventies in die meestal op het gedrag en de leefstijl van de gemiddelde Nederlander zijn afgestemd, zonder dat er naar de specifieke kenmerken en context van mensen is gekeken. Het sociaal werk heeft meerwaarde voor preventie omdat het een welzijnslogica hanteert: het werkt vanuit nabijheid, is betrokken bij kwetsbare mensen en ziet hun specifieke noden en behoeften. Het bevorderen van welzijn, kwaliteit van leven en het leiden van een betekenisvol leven (soms met acceptatie van problemen) en uitgaan van waarden, mogelijkheden en behoeften van mensen zelf vormen de inzet van sociaal professionals. Dit is cruciaal voor mensen die om welke reden dan ook niet binnen de gemiddelde kaders passen. De methoden van het sociaal werk zijn óók goed onderbouwd, maar bovenal passend gemaakt voor de sociaal-maatschappelijke context en mogelijkheden van mensen (‘practice based’). Dat is van belang, omdat sociaal werkers vooral handelen in kritieke, onzekere en/of instabiele situaties.
Sociale Kwaliteit-benadering
Hoe vermijden sociaal werkers nu de genoemde risico’s en benutten zij de beschreven kansen? Essentieel hier is dat professionals een benadering kiezen die past bij de aard van het eigen werk en houvast biedt bij het analyseren van praktijken en het maken van afwegingen. Zo kan de sociaal werker consequent het eigen perspectief inbrengen in de dialoog en de samenwerking met de zorg. ‘Sociale Kwaliteit’ kan zo’n benadering zijn (Kolner, 2022; Sprinkhuizen & Kolner, 2022; Verharen e.a., 2023; Verharen, 2017). De Sociale Kwaliteit-benadering is ontwikkeld in de jaren ‘90 van de vorige eeuw en had als doel meer duidelijkheid te geven over wat sociaal is (IASQ, 2020). De Sociale Kwaliteit-benadering biedt een kompas met waarden die goed aansluiten bij het sociaal werk: sociale rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Waarden die sociaal werkers kunnen inbrengen in dagelijkse praktijksituaties waarin zij zorgprofessionals ontmoeten. Daarnaast formuleert deze benadering ‘condities van sociale kwaliteit’. Deze kunnen dienen als aanknopingspunt voor de analyse van praktijksituaties en voor interventies vanuit een sociaal perspectief. Deze condities zijn:
Sociaaleconomische zekerheid: het borgen van basisbehoeften zoals inkomen, wonen en veiligheid
Als basisbehoeften niet op orde zijn, ontstaat er ziekmakende, chronische stress. Door consequent aandacht te hebben voor deze conditie van sociale kwaliteit en daar waar nodig op in te grijpen, werken sociaal werkers aan gezondheid en welzijn.
Sociale inclusie: de toegankelijkheid van groepen, organisaties en systemen en de mate waarin zij aansluiten bij behoeften
De zorg is niet even toegankelijk voor iedereen en vanuit een Sociale Kwaliteit-benadering hebben professionals daar oog voor. Neem technologieën als wearables en tinybots: die zijn niet voor iedereen betaalbaar en voor veel mensen ingewikkeld en onbegrijpelijk. Dat vraagt erom te wijzen op de ontoegankelijkheid van dergelijke voorzieningen en ‘menselijke alternatieven’ in te richten én om mensen te ondersteunen bij verkrijgen van toegang bijvoorbeeld door financiële vergoedingen aan te vragen en te zorgen dat ze hulp krijgen bij het leren gebruiken ervan.
Sociale cohesie: de verbondenheid tussen mensen op basis van herkenning, erkenning, wederkerigheid en respect
Verbonden kunnen zijn en verbondenheid voelen met anderen draagt bij aan de gezondheid van mensen, maar verbondenheid ontstaat niet zo maar. Het ontstaat daar waar mensen iets met elkaar delen dat er voor hen toe doet en ervaren dat zij betekenisvol zijn.
Sociale empowerment: sociale relaties en systemen die de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling en invloed op het eigen leven ondersteunen
Vanuit de zorg wordt veel verwacht van het zelfmanagement van mensen als zij gezondheidsproblemen hebben. Vanuit de Sociale Kwaliteit-benadering weten we dat de sociale omgeving gezondheid kan bevorderen en belemmeren.
Proactief
Het is aan sociaal werkers om dit sociale perspectief in het samenspel met de zorg in te brengen en dat kan door consequent aandacht te hebben en te vragen voor de condities van sociale kwaliteit. Het perspectief biedt een invalshoek waar in het zorglandschap om wordt geschreeuwd. Soms doemen er vanuit de koker van de zorg initiatieven op: zie ‘de nieuwe GGZ’ of initiatieven vanuit IZA, WOZO en GALA. Er wordt druk gezocht naar puzzelstukjes, terwijl die in het sociaal werk voorhanden zijn.
De veranderingen in de zorg in Nederland zijn onontkoombaar. Met de nieuwe landelijke zorgakkoorden staat voor sociaal werkers de deur naar de zorg wijd open. Sociaal werkers moeten hierin proactief zijn en initiatief naar zich toe trekken − zowel in het samenspel met de wijkverpleegkundige, met de huisarts en de bewonersvereniging als met de gezondheidsbevorderaar, de fysiotherapeut en de mondzorgkundige − én binnen en met de eigen organisatie, en van daaruit ook naar de beleidstafels. Sociaal werkers zijn niet alleen puzzelaars in de grote veranderingen in de zorg: ze zijn ook onmisbare puzzelstukjes.
Lisbeth Verharen is lector Versterken van Sociale Kwaliteit aan de HAN University of Applied Sciences en programmamanager van het zwaartepunt Fair Health van de HAN. Ard Sprinkhuizen werkt als senior onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht. Carla Kolner is wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Politiek, Beleid en Samenleving aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en schrijft een proefschrift over preventie in het sociaal domein.
International Association of Social Quality (IASQ). (2020). Elaboration of the Theory of Social Quality. Retrieved August 17, 2023, https://socialquality.org/theory/
Kolner, C. (2022). Lemma Preventie. In: Veldboer et al., (2022). Lexicon Nabij Sociaal Werk (p. 315-325). Utrecht: Movisie.
Kolner, C.H. (verwacht voorjaar 2024). ‘Rechtvaardige preventie. Een verbindend perspectief op het snijvlak van welzijn en de publieke gezondheidszorg.’ Universiteit voor Humanistiek.
Sprinkhuizen, A., Kolner, C. (2022) Welzijn aan zet: wie pakt de handschoen op? In: Gemeenten en preventie: welzijn aan zet? Online magazine. Zorg&Sociaalweb.
Verharen, L. (2017). Being There. Samenwerken aan het Versterken van Sociale Kwaliteit. Arnhem: HAN University of Applied Sciences Press
Verharen, L., Van Pelt, M. e.a (2023) SWAN: Social work at all levels. Designing a tool for multilevel interventions. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 32 (3) 25-43