Schrijver Joris van Casteren. ‘We laten hun levensverhaal niet verloren gaan’
Lennie Haarsma
Dichter en non-fictieschrijver Joris van Casteren noemt eenzaamheid ‘de lepra van de 21e eeuw'. Als coördinator van Stichting De Eenzame Uitvaart ziet hij hoe makkelijk eenzame mensen in deze maatschappij onder de radar blijven. ‘We presenteren de levens van deze mensen aan de samenleving, die hen vergeten is.'
‘Eenzaamheid heeft ook een mooie, romantische kant’, zegt Joris van Casteren, auteur van boeken, een podcast en krantenartikelen met eenzaamheid als thema. Denk aan kunstenaars die de eenzaamheid opzochten om een verrassende kijk op de werkelijkheid te vinden. Wie iets oorspronkelijks wil maken, kan zich volgens hem het best afzonderen van de wereld of er even niet aan deelnemen. Maar hij richt zich op die andere kant. ‘Als ik het in mijn boek Eenzaamheid heb over eenzaamheid als de lepra van de 21e eeuw, bedoel ik niet de romantische versie van eenzaamheid. Vanuit Stichting De Eenzame Uitvaart heb ik te maken met mensen die alle contacten met de medemens en de samenleving als geheel volstrekt zijn kwijt geraakt. Dat is een schrijnende situatie.’
Met ‘lepra’ bedoelt hij dat eenzaamheid een soort epidemie lijkt en een steeds groter probleem wordt in de westerse wereld. Want mensen zijn niet gemaakt om in afzondering te leven. ‘Er is wetenschappelijk bewijs dat de afwezigheid van menselijk contact leidt tot permanente stress en je kwetsbaar maakt voor allerlei ziektes.’ Maar de maatschappij is nu zó ingericht dat het eigenlijk te makkelijk is om weg te vallen of niet gezien te worden. Van Casteren: ‘Wie dat wil, kan makkelijk leven zonder anderen te ontmoeten. Vroeger móest je wel naar buiten, alleen al om je eten bij elkaar te scharrelen. Voor het regelen van praktische zaken waren fysieke handelingen nodig. Dat is niet meer zo. Nu kan je alles op afstand doen. Mensen die van oudsher al weinig contacten hadden, raken die nu nog verder kwijt. Dat bedoel ik met “lepra van de 21e eeuw”.’
Welke groepen zijn volgens jou het meest gevoelig voor eenzaamheid?
‘Ik denk dat eenzaamheid onder ouderen in eerste instantie een groter probleem is dan onder jongeren, want op hogere leeftijd is er meer kans dat vrienden of leeftijdgenoten overlijden. Het komt zeker ook voor bij jongeren, die veel gebruik maken van social media. Social media zijn op communicatie gericht, maar wat voor communicatie is dat? Kunnen zij het intermenselijk contact overnemen of er een alternatief voor zijn? Ik denk het niet, want communicatie via social media is vaak vluchtig, minder diepgravend en vaak ingegeven door techniek. Voor jongeren is het soms de enige manier van communicatie. Die lopen dus zeker een risico, ook in combinatie met de gaten die corona heeft geslagen.
‘Er is een soort sociale plicht om naar je medemens om te kijken’
Ik denk dat in de stad eenzaamheid vaker voorkomt dan daarbuiten, wat tegenstrijdig lijkt, omdat er meer mensen zijn waar je contact mee kunt hebben. Wie dakloos is of warrig gedrag vertoont, valt op, maar wie – ogenschijnlijk – op een normale manier leeft, niet. In een dorp kent men elkaar beter en is men eerder geneigd elkaar op te merken. Wat niet wil zeggen dat eenzaamheid daar niet voorkomt. Voor mijn boek Moeders lichaam spreek ik Piet van der Molen, een man in een klein Limburgs dorp. Na de dood van zijn moeder besluit hij uit eenzaamheid haar lichaam in huis te houden. Hij blijkt in staat om onder de radar te blijven. Dat kan dus overal voorkomen.’
Sinds 2018 is Van Casteren coördinator van Stichting De Eenzame Uitvaart, die overledenen zonder familie of sociaal netwerk een bijzonder saluut geeft met een persoonlijk gedicht. Deze mensen sterven alleen en hebben – voor zover bekend – geen familie of vrienden om de uitvaart voor hen te regelen. ‘In Amsterdam gaan jaarlijks zo’n vijfduizend mensen dood. Soms worden wel vijfhonderd van deze overlijdens niet direct opgemerkt door kennissen of nabestaanden. In negen van de tien gevallen worden die dan later alsnog gevonden door medewerkers van Team Uitvaarten van de gemeente. De rest komt bij mij terecht. Het gaat dan om mensen die helemaal niemand meer hadden of mensen met nabestaanden die niet konden worden gevonden.’
Waarom is het voor jou belangrijk om hier een bijdrage aan te leveren?
‘Mijn goede vriend Frank Starik heeft de stichting opgericht en er twee boeken over geschreven. Toen hij in 2018 overleed vroeg zijn partner, de dichter Vrouwkje Tuinman, mij of ik het coördinatorschap wilde overnemen. Ik twijfelde eerst, want het leek me heel macaber en ik dacht dat ik klaar was met de dood, na mijn boek Moeders lichaam. Maar met deze stichting vieren we ook het leven, omdat we de levens van deze mensen presenteren aan de samenleving, die hen vergeten is. Daar zit ook iets heel moois in. Zo doen we hen op een bepaalde manier recht en laten we in ieder geval hun levensverhaal niet verloren gaan. We proberen die vergetelheid – waar ze zelf in terecht zijn gekomen – op deze manier op te heffen, ook al kunnen ze daar zelf geen voordeel meer van hebben. Ik vind het een mooi idee om dat levensverhaal, als het ware tegen de keer in, alsnog naar buiten te brengen. Omdat het meestal extreme en zeer uiteenlopende situaties en levens zijn geweest, verveelt het schrijven nooit. Het is altijd weer anders. Voor een schrijver is dit een soort goudmijn. De verhalen die ik tegenkom gaan vaak over mensen uit de marge, die normaal gesproken onzichtbaar zijn. Dat is ook mijn fascinatie: voor het onzichtbare, het verborgene, het meest intieme of eerlijke van een mens, wat je normaal gesproken niet te zien krijgt en waar je nu een inkijkje in krijgt. Zeker als ik mee kan gaan naar een woning van zo iemand.’
Hoe ga je te werk?
‘Ik ben zelf altijd bij de uitvaart aanwezig. Eerst vertel ik kort iets over het weinige dat ik weet van de overlevende, wat ook een soort verontschuldiging is naar die persoon. “Ik hoor hier niet te staan; er zouden hier andere mensen moeten staan, maar die zijn er niet, of ze zijn nog niet gevonden. Ik hoop dat u dat waardeert en laten we samen moeite doen er een mooie ceremonie van te maken.”’
Van Casteren zorgt ervoor dat een dichter uit de Poule des Doods (een groep bekende dichters, verbonden aan de stichting) de beschikbare informatie krijgt, zodat die een gedicht over de overledene kan maken. Een enkele keer doet hij het zelf. Na afloop schrijft hij een verhaal over de overledene, dat gepubliceerd wordt in de Volkskrant in de serie ‘Eenzame uitvaart’. In de aflevering van 30 januari j.l. verscheen bijvoorbeeld een verslag waarin Van Casteren de overleden mevrouw O., die als jongetje geboren werd en op het Waterlooplein in Amsterdam een ongewone verschijning was, postuum eert. Over haar jeugd: Mevrouw O. werd als jongetje geboren, op 31 december 1940. Kort voordat de Duitsers het land binnenvielen was ze verwekt. Anton werd haar tweede naam, een eerbetoon aan Mussert. Het gedicht dat tijdens haar uitvaart werd voorgedragen, is van Sasja Janssen.
Je nieuwe boek is gebaseerd op dagboeken. Wat vertellen de levens van gewone mensen over eenzaamheid?
‘Omdat toen nog nergens een verzameling bestond die zich uitsluitend op dagboeken richtte, begonnen twee dames in 2009 het Nederlands Dagboekarchief. Het ging van start als amateuristisch idee. In het begin gingen ze nog bij mensen langs die wat hadden liggen, maar dat liep zó storm dat ze een archief begonnen, dat later is ondergebracht bij het Meertens Instituut. Daar kon ik vijf jaar lang terecht. Ik heb alle dozen opengemaakt en negen mensen geselecteerd die levenslang een dagboek bijhielden. Deze mensen waren al op zichzelf, maar dat werd steeds erger, zodat het schrijven aan hun dagboek in de plaats kwam van het echte leven. Hun dagboek werd een intieme vriend of vriendin. Ik heb de bijzonderste verhalen eruit gehaald.’
Van Casteren zegt getroffen te zijn door de eerlijkheid van deze dagboekschrijvers. ‘Als je 100 procent eerlijk bent, moet je alles opschrijven. Dat durft natuurlijk bijna niemand. Deze mensen deden dat wel, vanuit het idee dat ze het niet eens waren met de wereld en een uitlaatklep nodig hadden om dat op te schrijven. Tegelijkertijd richtten ze zich op een lezer in de toekomst, die hen misschien ooit zal begrijpen.’ Het is achteraf een enorme gok voor deze dagboekschrijvers geweest, zegt van Casteren. Want wie zou nu zo gek zijn om hun schriftjes te lezen? ‘Ik ben zo gek geweest om dat te gaan doen. Twee van de schrijvers zijn nog in leven en met één ga ik komende week in gesprek. Dat is heel bijzonder. Ik dacht dat de collectie van deze vrouw postuum was binnengekomen, maar ze leeft nog.’
De lezers van dit vakblad zijn sociaal werkers. Kun je hen nog iets meegeven als het gaat om hun contact met eenzame mensen?
‘Ik heb respect voor elke vorm van sociaal werk. Dat soort contacten zijn heel belangrijk omdat mensen soms echt niemand meer hebben. Zij zijn altijd blij om hun hart te luchten of om een woord met iemand te kunnen wisselen. Bij veel mensen met wie ik postuum te maken kreeg, waren sociaal werkers vaak de laatsten waar zij contact mee hadden. Ik herinner me een man die een tijd dood in huis lag. Tijdens zijn leven bezocht hij wel eens een buurthuis. Ik zocht de sociaal werker op die daar af en toe met hem sprak. Zo kreeg ik iets meer over zijn leven te horen, en ook voor de sociaal werker was dat fijn. Ik zou, zeker als je twijfelt, op mensen afstappen. En altijd iemand opzoeken in plaats van afwachten. Mensen maken het heus wel duidelijk als ze er niet op zitten te wachten. Aan de ene kant heb je te maken met privacy, aan de andere kant met een soort sociale plicht om naar je medemens om te kijken. Het heeft alles te maken met betrokkenheid. Als mens kun je het verschil maken. Niemand kiest ervoor om te sterven zoals de mensen die ik meemaak vanuit De Eenzame Uitvaart.’
Mijn hele wereld
Alleen in een tussenwereld kon ik wonen
treinen waarin iedereen slaapt, mijn zelfgebouwde
keet of boven een metrostation
op zeeën waar ik van alle continenten hun horizon zag
die van de Rivièra fluistert nog in mijn kapotte hart
Alleen in een tussenwereld kon ik wonen
tussen aankomst en vertrek, bovenwereld en onderwereld
man en vrouw
Nooit vond ik bij een geliefde onderdak maar de nachten
wandelden met mij rond het Waterlooplein
omdat zij de schemering bewaren net als ik
Ik wist niet dat ook ik doodgaan kon
omdat een tussenmens niet sterft in een kamer
waarin de trein nog rijdt
maar nu is het toch gebeurd, deze pose van onzichtbaarheid
waartoe ik mijzelf verhef
zodat ik eindelijk aankom zonder reis
de zon en maan vind onder elke zee
en in slaap val zonder dag of nacht, mijn horizon rond-
ik groet jullie zeer
Sasja Janssen, voor mevrouw O.
Verhalen, podcast en boek
Joris Van Casteren tekent zijn verhalen op voor de Volkskrant en op eenzameuitvaart.nl. Zijn podcast is te vinden op www.volkskrant.nl/eenzameuitvaart. Eerder schreef hij o.a. Het been in de IJssel (2013), Moeders lichaam (2019) en Eenzaamheid (2021) (zie voor een recensie de boekenrubriek). Zijn nieuwe boek De mensheid zal nog van mij horen. Stemmen uit het dagboekarchief verschijnt in augustus bij Uitgeverij de Bezige Bij.
Lennie Haarsma is redacteur bij Vakblad Sociaal Werk.