De Haagse Redouan El Khayari werd onlangs verkozen tot Sociaal Werker van het Jaar 2022. Hij beschouwt het als zijn missie het sociaal werk een wettelijk mandaat te geven. 'Daarmee versterken we onze positie aan de besluitvormingstafel. We doen niet zómaar wat!'
‘Het is mijn persoonlijke opvatting, en ook mijn drive, dat de waarde van een samenleving samenvalt met de rechten en mogelijkheden die mensen er hebben om menswaardig te leven. Mensenrechten zijn de basisprincipes voor het sociaal werk, die moeten we simpelweg ondersteunen en handhaven, zoals de IFSW (International Federation of Social Workers, red.) dat ook formuleert. Mensenrechten bieden ons een moreel, maar ook een wettelijk kader om misstanden of belemmeringen voor een menswaardig leven in de samenleving aan te pakken. Mensenrechten verplichten de overheid zich te verantwoorden, de bevolking te laten zien wat er gedaan wordt om die rechten te borgen. Dit kan de overheid doen door in de Grondwet op te laten nemen dat die zich, waar sociale grondrechten in het geding zijn, laat bijstaan en adviseren door sociaal werkers. Deze sociale grondrechten zouden dan ook afdwingbaar worden bij de rechter. Je kunt het sociaal werk dan niet langer zomaar opzijzetten: een gesprek voeren, vervolgens in het publiek debat zeggen dat je je sociale partners geraadpleegd hebt en dan toch je eigen agenda erdoor drukken.’
‘Burgers weten zelf het beste wat ze nodig hebben’
Geitenwollen sokken
Redouan El Khayari is sociaal werker bij welzijnsorganisatie Wijkz in Den Haag en daarnaast docent en onderzoeker bij de faculteit Sociaal Werk & Educatie van de Haagse Hogeschool. Dit voorjaar werd hij verkozen tot Sociaal Werker van het jaar 2022. De vakjury die hem de eretitel uitreikte, roemde hem onder meer om zijn ‘sterke visie op sociaal werk en hoe hij deze uitdraagt, als jongerenwerker in het uitvoerend werk én als docent voor aankomende generaties sociaal werkers’. El Khayari heeft een duidelijke missie: hij wil dat het sociaal werk zich committeert aan internationale mensenrechtenverdragen. ‘Want dan krijg je met sociaal werk te maken dat is gefundeerd op internationale verdragen en wetgeving,’ licht hij toe. ‘Dan kun je niet meer zeggen: “Sociaal werk, hartelijk bedankt, maar wij trekken ons plan door.” Met een wettelijke basis versterken we ook de positie van het sociaal werk aan de besluitvormingstafel. We moeten af van ons geitenwollensokken-imago. Want we doen echt niet zomaar wat. Ons vak is gebaseerd op wetenschappelijke methodieken en grondslagen. Het raakt mij dat we voorbijgaan aan de sterke basis die we vandaag de dag hebben. Dan denk ik: Kom, dit is onze beroepsidentiteit. Sociaal werk is gebaseerd op mensenrechten en dat wil ik als ambassadeur breed gaan uitdragen. Mijn motto luidt dan ook: “Social Work – Making People Matter”.’
Te lang, vindt El Khayari, hebben sociaal werkers zich laten leiden door een nadruk op kortzichtige resultaten en modellen. ‘Burgers weten zelf het beste wat ze nodig hebben en kunnen bijdragen. Daarvan uitgaand moet je dus vertrekken vanuit de mens en niet vanuit een “one size fits all”- model dat vooral ontworpen lijkt om beheersing te garanderen.’ Beleidsdoelstellingen als inclusie, kwaliteit van leven en burgerschap, betoogt hij, maak je alleen waar als je weet wat mensen zelf waardevol vinden. ‘Ik zie nu nog te vaak dat collega’s vertrekken vanuit de resultaten waarover zij zich moeten verantwoorden. Zij focussen zich daarmee dus niet op de mensen, maar op de vraag of ze de prestatieafspraken halen. En dat is jammer: het leidt tot een beleidsparadox waarin het resultaatgericht werken het vraaggericht werken verdrukt. Dat veroorzaakt probleemescalatie en zo stijgen de maatschappelijke kosten, zoals we de afgelopen jaren in de jeugdzorg hebben gezien.’
De bevlogen El Khayari herkent de problemen rond leegloop binnen de sector. Volgens hem wordt die ook voor een deel veroorzaakt door marktwerking. ‘Economische belangen zijn uit balans; ik zie mbo’ers die als zzp’er aan de slag willen, omdat ze denken dan meer te kunnen verdienen en geen last meer te hebben van administratieve lasten. Ik vind dat geen goede ontwikkeling. Het gaat immers om de kwaliteit van het werk. Beroepstrots en beroepseer moeten terugkomen. We moeten onze krachten bundelen en weer trots zijn op ons werk.’
Speelbal
Sociaal werk is veel te vaak een speelbal van de politiek, ziet El Khayari. ‘Dat zou niet langer moeten. Tijdens de eerste lockdown bijvoorbeeld, moesten sociaal werkers in de gaten houden of mensen zich wel aan de overheidsmaatregelen hielden. Zoiets zouden we moeten weigeren. Je doet je vak tekort als je niet primair misstanden agendeert en benoemt. Bij de sluiting van de scholen tijdens de lockdowns is het psychosociale domein nooit om advies gevraagd. Openhouden van het onderwijs is een mensenrecht en daarmee niet alleen een verantwoordelijkheid van het onderwijs, maar ook een van ons.’
‘Ik wil kijken hoe we de samenwerking tussen onderwijs en het sociaal domein kunnen versterken’
Recent heeft hij gesproken op een bijeenkomst met toezichthouders in de jeugdzorg en verteld over de teleurstelling en het verdriet van twee jaar pandemie en de psychische schade die deze tot gevolg heeft gehad. ‘Er zijn jongeren die thuis mishandeld werden, jongeren die geen therapie meer kregen, honderden kinderen verdwenen onder de radar en een relatief groot aantal jongeren pleegde zelfmoord. Ik vind het ook heel erg dat de jeugdzorg daarbij veelal als zondebok wordt aangewezen. Zolang we als sociaal werkers geen sterke collectieve identiteit en wettelijk mandaat hebben, blijft het gevaar bestaan dat we een politieke én publieke speelbal zijn’.
Fragmentatie
In zijn colleges aan de Haagse Hogeschool doceert El Khayari onder meer de geschiedenis van het sociaal werk. ‘Ik bespreek de intellectuele grootheden en ga uit van mensenrechtenverdragen, zoals het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.’ In de bachelor zit differentiatie en specialisatie, maar studenten Sociaal Werk & Educatie worden generalistisch en integraal opgeleid. ‘Een professional uit de jeugdzorg is immers niet nadrukkelijk anders dan een sociaal werker uit een buurthuis: we zijn allemaal vakbroeders en -zusters. Op de inhoud zijn de verschillen soms minimaal. Maar dan gaan de studenten op stage en komen ze terug met de mededeling “dat het werkveld zo gefragmenteerd is”. Vanuit de instituties is daar inderdaad vaak sprake van. Dat is heel zonde, want daardoor laten we veel kracht liggen.’
‘Bij een probleem op macroniveau moet je je niet blindstaren op eigen kracht’
Zijn tweedejaarsstudenten aan de Haagse Hogeschool, vertelt hij, hebben onlangs onderzoek verricht bij WijkZ, de welzijnsorganisatie waar El Khayari zelf werkzaam is als sociaal werker. ‘Het ging om kwaliteit van leven en het creëren van senior-vriendelijke wijken. Het lukte deze studenten de doelgroep te betrekken bij het ontwerpen en invoeren van beleid dat over hen gaat. Zo werk je aan empowerment. Dit is een concreet voorbeeld van samenwerking tussen onderwijs en praktijk.’ Hij zou graag zien dat die samenwerking wordt uitgebreid, niet alleen naar practoraten binnen het mbo, maar ook naar universiteiten. Binnenkort heeft hij er een gesprek over met de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, waar hij zelf zijn wetenschappelijke opleiding tot socioloog volgde. ‘Met hen wil ik kijken hoe we de samenwerking tussen onderwijs en het sociaal domein kunnen versterken.’
Speerpunten
Een toeslagenaffaire, stelt El Khayari, zou er niet zijn geweest als sociaal werkers de wetenschappelijke fundering van hun werk meer publiekelijk hadden kunnen inzetten. ‘Het had ons meer mandaat gegeven, omdat modellen en statistiek blijkbaar elementen zijn die bestuursorganen in beweging zetten. Ik denk dat we door onze wetenschappelijke evidentie veel meer positie en erkenning kunnen claimen. Zo’n algoritme bijvoorbeeld, waarmee de Belastingdienst gewerkt heeft, had dan eerst door ons getoetst kunnen worden.’ Dat brengt het gesprek op de signaleringsfunctie van het sociaal werk. ‘Als je kijkt naar de inhoud van het vak gaat het bij signaleren van micro naar macro. Sociaal werkers moeten onderscheid maken tussen “personal problems” en “public issues”. Als ik in één jaar van tien vrouwen te horen krijg dat ze niet mee kunnen draaien op de arbeidsmarkt, dan is dat een probleem op microniveau dat te verhelpen is door deze vrouwen een aantal vaardigheden aan te leren. Maar als op samenlevingsniveau heel veel vrouwen niet meekomen op de arbeidsmarkt is er sprake van een probleem op macroniveau. Dan moet je je niet blindstaren op eigen kracht, therapie of hulpverlening, maar gaat het om agenderen, pleit bezorgen en uiteindelijk om activisme, maar dan wel met charme’.
Op de vraag wat zijn speerpunten zullen zijn als ambassadeur van het sociaal werk hoeft El Khayari niet lang na te denken. ‘Ik had een ontmoeting met Maarten van Ooijen, de staatssecretaris van VWS. Ik heb hem beloofd een plan te presenteren waarmee hij het sociaal werk een wettelijk mandaat kan geven. Want we hebben het veel over democratie en inclusie, maar staan als land bijvoorbeeld nog steeds onderaan op de gendergelijkheidsindex. Een wettelijk mandaat geeft ons een volwaardige positie aan de besluitvormingstafel, waarmee we niet langer een speelbal van de politiek zullen zijn. Sociaal werk met een wettelijke basis, daar kan niemand meer omheen.’
De titel ‘Sociaal Werker van het Jaar’ wordt jaarlijks uitgereikt op het Jaarcongres Sociaal Werk, dat dit jaar op 18 mei gehouden werd. Behalve Redouan El Khayari waren ook Diana Huurnink en Nadine de Koning genomineerd. De titelwinnaar treedt een jaar lang op als ambassadeur van het sociaal werk. De verkiezing wordt georganiseerd door Sociaal Werk Nederland en werkgeversorganisaties FNV- en CNV Zorg & Welzijn en is bedoeld om de zichtbaarheid van het sociaal werk te vergroten en om bij te dragen aan de professionalisering en positionering van het vak.
Lennie Haarsma is maatschappelijk werker en jurist en redacteur van het Vakblad Sociaal Werk