Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Van de BPSW – Over uit- en instroom in sociaal werk

In het vorige nummer van dit vakblad schreef Marc Hoijtink over de (dreigende) uitstroom van sociaal werkers. Jan Laurier, vertrekkend voorzitter van de BPSW, en zijn zoon Toine, die net is afgestudeerd als sociaal werker, plaatsen kanttekeningen bij dit ‘doembetoog’.

Er zijn, schrijft Marc Hoijtink, en hij baseert zich daarbij op de econoom Hirschman, eigenlijk maar drie manieren om met achteruitgang om te gaan: je laat openlijk van je horen(‘voice’), je vertrekt (‘exit’) of je houdt je mond (‘silence’). Nu is dat laatste feitelijk een verzamelcategorie. Stilte kan immers vele vormen aannemen: van apathie tot acceptatie, van stil verzet tot loyaliteit. Onderzoeken wijzen uit, schrijft Hoijtink, dat bijna vijftig procent van de sociaal werkers overweegt hun organisatie of zelfs de sector te verlaten. Zij bevinden zich in het overgangsgebied tussen ‘silence’ en ‘exit’. De oorzaak daarvan ligt volgens Hoijtink in de negatieve ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren in het sociale domein hebben voltrokken. Letterlijk schrijft hij: ‘Het sociale domein is in Nederland, vrees ik, momenteel voor te veel sociaal werkers op te veel plekken een giftige, demotiverende cocktail die ze niet meer lusten.’ Eerder een doemen dan een domein zou je zeggen. Een stevige stelling, je zal het maar te horen krijgen als je net van de hogeschool afkomt.

Dramadriehoek

Nu zijn er bij het artikel ten minste drie kanttekeningen te maken. Het lijkt erop dat wat Hoijtink als het sociaal domein beschouwt, vooral het gemeentelijke, gedecentraliseerde sociale domein is. Maar het werkveld van sociaal werkers is breder, veel breder zelfs. In de tweede plaats, als het inderdaad het gemeentelijk sociaal domein betreft, dan is dat juist in zijn gedecentraliseerde vorm uitermate divers. Ja, er gebeuren gekke dingen in sommige gemeenten, maar (te) veel plekken, zijn nog niet alle plekken. Om uit de dramadriehoek van Karpman (1968) weg te blijven, waar slechts plaats is voor aanklagers, slachtoffers en redders, zou het goed zijn ook iets van een cocktail te serveren die niet giftig is en wel motiverend. Ten slotte roept het betoog nog een andere vraag op. Als de beroepspraktijk van de sociaal werker zo demotiverend is en klaarblijkelijk zo haaks staat op de normen en waarden van de sociaal werker, hoe is hij of zij dan voorbereid op het werken in die beroepspraktijk? In één zin raakt Hoijtink aan deze opleidings- en bijscholingsvraag, als hij oproept om sociaal werkers toe te rusten met kennis en vaardigheden om de eigen professionele positie te doordenken en daar waar nodig te politiseren. Met dat laatste bedoelt hij ongetwijfeld dat ze het instrument ‘voice’ leren gebruiken.

‘Exit’

Ook ik, Jan Laurier, ga de sector verlaten. Op 24 november treed ik terug als voorzitter van de beroepsvereniging, de BPSW. ‘Exit’ dus, maar niet uit onvrede of teleurstelling. Mijn statutaire termijnen zitten erop. Drie termijnen van vier jaar heb ik deze functie mogen vervullen. Marc Hoijtink heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat er veel is veranderd en dat zeker niet iedere verandering een verbetering was, laat staan een vooruitgang. Er is gedecentraliseerd met veel beleidsvrijheid voor gemeenten, aanbestedingen zijn gemeengoed geworden, wijkteams in soorten en maten zijn gevormd. Er zijn beroepsregistraties gekomen, opleidingen veranderd, beroepscodes vernieuwd. Er heeft een tamelijk fundamentele heroriëntatie plaatsgevonden vanuit een beroepsperspectief. In plaats van een archipel van steeds weer nieuwe specialisaties wordt naar een gemeenschappelijke noemer van de professie gezocht. In al die jaren is ook de beroepsvereniging veranderd. Toen ik aantrad, heette de vereniging nog Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Stap voor stap is die omgevormd tot de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk. De vereniging groeit langzaam maar gestaag. Steeds vaker is bij beleidsvraagstukken de BPSW de be- en gevraagde partij. Nadat mijn aftreden bekend werd, meldden zich verschillende goed gekwalificeerde kandidaten voor deze functie aan. Lang zoeken was niet nodig.
Gaat deze column dan alleen maar over uitstroom? Zeker niet. Immers ieder jaar dient zich een nieuwe generatie sociaal werkers aan. Een van hen is mijn zoon. Nieuwe generaties hebben per definitie het laatste woord.

Onwijs mooi jaar

Een van die nieuwelingen ben ik, Toine Laurier, zoon van. In september heb ik mijn diploma sociaal werk in ontvangst mogen nemen. Natuurlijk ben ik ook bekend met de doemverhalen over de kaders waarin de sociaal werker zich af en toe moet wringen om iets te betekenen. Maar als ik één ding heb geleerd in mijn eigen studieloopbaan is het juist dat dát de posities zijn waarin je als professional groeit. In dat soort situaties kom je jezelf tegen en leer je nog beter je eigen idealen kennen. Zo heb ik tijdens mijn studietijd ook de coronaperiode meegemaakt, waarin het onderwijs een grote mate van creativiteit vroeg. In mijn ogen kon ik uit twee dingen kiezen: bij de pakken neer gaan zitten of, net als mijn vader deed in zijn jonge jaren, opstaan en je stem laten horen. Ik koos voor dat laatste en stelde me beschikbaar voor de studentenraad. Met succes. Samen met mijn mederaadsleden heb ik een onwijs mooi jaar gehad, waarin we veel bereikt hebben. Voor mij was het simpel, ben je het ergens niet mee eens, voel je je benadeeld of word je onrecht aangedaan? Zorg dan dat je medestanders vindt en kom zelf met initiatieven.

Zelfredzaamheid?

In mijn opleiding wordt vaak de term ‘zelfredzaamheid’ gebruikt: wij moeten cliënten ondersteunen, maar het doel is uiteindelijk dat zij hun eigen boontjes doppen. Wat zijn wij dan voor voorbeeld als we zelf geen actie voeren en voor de gemakkelijke weg kiezen? Laten wij als professionals met een oplossingsgerichte blik kijken naar het probleem en samen zorgen voor een manier om het gif uit de cocktail te halen. Laten we aandacht hebben voor de verbeterpunten en dit zien als ontwikkelingskansen in plaats van beperkingen. Dat maakt ons beroep het mooiste beroep van de wereld en dát − en niet mijn vader − is de reden dat ik lid ben geworden van de BPSW: om samen vooruit te gaan.

Door Jan Laurier en Toine Laurier

‘Het groepswerk moet veel gewoner worden’

Een sociaal werker die zijn of haar cliënt begeleidt: een normale aanpak, maar wel eentje waarbij de hulp van één kant komt. Dat kan anders, bijvoorbeeld door middel van groepswerk. Groepswerkers Hansje Veen (63) en Donata Verheugd (52) leggen het uit.

Hansje Veen ziet cliënten in het groepswerk soms stappen nemen die ze zelf nooit zou durven zetten. Zo was er eens iemand die zo moedig was het woord te nemen in een hef- tige rechtszaak. Of die keer toen Donata Verheugd een deelneemster in een rouwgroep had die op een beeldende, bijna poëtische manier haar rouw- proces kon uitleggen. ‘Zo bewonderenswaardig, we waren er stil van.’ Veen had onlangs iemand in haar groep voor vrouwen met geweldservaringen, die vertelde tegen welke angstklachten ze aanliep. ‘Een ander zei toen: “Het voelt alsof ik mezelf een jaar geleden hoor praten.” De vertelster weet dan: ik ben niet de enige die hiermee worstelt. Een hele opluchting,’ legt de groepswerker uit. ‘Zulke inzichten krijg je niet als je één-op–één met je hulpverlener om tafel gaat. Zo waardevol.’

Methodiek

Groepswerk is een methodiek die mensen met dezelfde hulpvraag of thematiek bij elkaar brengt, legt Verheugd uit. ‘Dat kan zijn voor een assertiviteits- of mentale weerbaarheidstraining, hoe je verder moet nadat je iemand bent verloren of als je problemen ondervindt met de opvoeding. Het kan van alles zijn. Ik begeleid zulke groepen, maar Hansje bijvoorbeeld ook. Wij zijn er allebei ontzettend enthousiast over. Groepswerk biedt zowel herkenning als erkenning; het laat mensen zien dat zij niet de enigen zijn die ergens mee worstelen. Het geeft ook de mogelijkheid om situaties na te bootsen, bijvoorbeeld door middel van rollenspellen.’

Effectiever

Het biedt veel steun aan deelnemers dat ze elkaar hebben, merkt Veen. ‘Het is een stok achter de deur om je problemen aan te pakken en het geeft hoop. Zij zit hier en zij kan het, dus ik kan het ook; dat idee. Ik vind het regelmatig effectiever dan een hulpverlener die met één cliënt gaat zitten. Met groeps- werk spreek je gelijk een hele groep aan en cliënten kunnen er niet alleen wat halen, maar ook wat geven. Het echte leven komt er voorbij. Je zit er met allemaal ervaringsdeskundigen die ook kennis kunnen overdragen.’ Volgens Verheugd is dat niet alleen goed voor het zelfvertrouwen van cliënten, maar ook voor hun netwerk. ‘Ik heb een opvoedtraining gegeven en een deel van de ouders die daaraan meededen, hebben nog steeds contact met elkaar en wisselen tips uit.’

Andere rol

Als groepswerker heb je tijdens groepswerk wel een andere rol dan wanneer je individueel begeleidt. ‘Groepswerk is iets wat je niet zomaar even doet, het is een ambacht. Je stelt een programma samen, pleegt interventies, geeft psychoeducatie, organiseert, bewaakt het proces en zorgt voor een veilige omgeving’, legt Veen uit. ‘En soms leren niet alleen je cliënten van een bijeenkomst, maar jijzelf ook.’ Verheugd: ‘Als je vroeger een training of groep gaf, ging je het draaiboek af. Nu wordt er veel meer naar de leervragen binnen een groep gekeken, je krijgt nog meer maatwerk.’

De BPSW-werkgroep Groepswerk, waar Verheugd en Veen beiden lid van zijn, is momenteel druk bezig te kijken hoe het instrument vaker kan worden ingezet. Zo biedt de BPSW School een stevige basiscursus aan om het instrument meer onder de aandacht te brengen. ‘Ook hebben we diverse workshops en webinars ontwikkeld, met thema’s zoals ‘Groepswerk opstarten in je gemeente’, ‘Werkvormen’ en ‘Online werken’.’

Online

‘Tijdens de pandemie werden we ook gedwongen meer online aan te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van webinars,’ vertelt Verheugd. ‘Ik loop zeker niet voorop met alle digitale ontwikkelingen, maar ik heb echt ingezien welke kansen het biedt. Mensen die op zoek zijn naar informatie, maar een live groep een te grote stap vinden, kunnen nu online meedoen en worden geholpen. Desnoods met hun webcam uit.’ Ook Veen merkte onlangs de voordelen: ‘Ik gaf een op- voedtraining waarbij van één stel alleen de moeder kwam. De vader vond dat het haar taak was om langs te gaan, niet de zijne. Doordat veel informatie online stond, heeft ze hem later toch kunnen betrekken, maar dan thuis. Dat paste toch beter bij hem, denk ik. Verder doe ik intakegesprekken nu ook online, dat scheelt veel tijd.’

Preventie

‘Nu de transitie van onder meer de jeugdzorg naar de gemeente is voltooid, hoop ik dat er vandaaruit meer interesse komt voor groepswerk,’ vervolgt Veen. ‘Ik zie ook wel dat dat gebeurt. De kosten in het sociaal domein zijn hoog en met groepswerk kun je mensen gelijktijdig helpen. Ik merk ook dat er steeds meer ingezet wordt op preventie, groepswerk is dan een passende methodiek.’

‘Ik vind dat meer sociaal werkers vaardig moeten worden in het groepswerk, zodat deze methodiek vaker kan worden in- gezet,’ stelt ze tot slot. ‘Ik wil dat er meer aandacht komt voor het groepswerk binnen opleidingen, dat studenten weten dat dat ook nog een optie is. Het groepswerk moet gewoner worden.’   •

Meer weten over groepswerk of een training hierin volgen? Kijk op de website van BPSW: https://www.bpsw.nl/werkgroep-groepsmaatschappelijk-werk/ en 

https://www.bpsw.nl/search/scholingsaanbod

Door Jorieke van Noorloos