Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

We moeten meer ruimte krijgen en nemen

We spraken Kevin Scholte, koppelaar bij gesloten jeugdinstelling De Koppeling in Amsterdam. Als lid van de BPSW en ambassadeur Jeugd zet hij zich in voor minder regels en meer ruimte voor creatieve oplossingen op de werkvloer. ‘Al die zorgvuldig uitgedachte kaders zijn mooi, maar we zullen op de werkvloer moeten kunnen doen wat werkt. En daarvoor hebben we ruimte nodig als mens en als professional.’
FCB SWJ 2021

Hoe draagt jouw lidmaatschap van de BPSW bij aan de ruimte die je bepleit?
‘Meer nog dan met mijn lidmaatschap, voel ik me door de Leergang Ambassadeurs Jeugd van de BPSW verbonden met de vereniging, daardoor weten ze me makkelijk te vinden. Zo kan ik de zichtbaarheid van het vak vergroten en het belang van de ruimte die we als professionals hard nodig hebben onder de aandacht brengen. Maar voor pro-actieve leden is er sowieso veel te doen; je kunt de beroepsgroep vertegenwoordigen, kennis uitwisselen in regionetwerken, zelf bijeenkomsten organiseren, deelnemen aan lunchbijeenkomsten over actuele thema’s of meedenken en meewerken aan richtlijnen of de beroepscode bijvoorbeeld.’

Daar heb je dan toch die kaders.
‘Dat klopt, ook bij de BPSW zie je een hang naar dat theoretische. Dat begint eigenlijk al in het onderwijs. Studenten van het hbo rollen zo de zware casuïstiek in op de werkvloer. Voor houvast grijpen ze terug op de theorie, terwijl het je meer brengt als je teruggrijpt op je mens zijn omdat je vandaar uit contact legt met inwoners of, in mijn geval, jongeren. De ‘klik’ is het vertrekpunt voor wederzijds respect en waardering. Daarnaast moet je het grotere plaatje van het probleem en de mogelijkheden en kansen om het op te lossen kunnen overzien. Dan kun je de grenzen opzoeken om dat te doen wat nodig is voor de jonge- ren. Ik zeg niet dat een beroepscode geen waarde heeft, maar het is een hulpmiddel. Voor het veld voelt het snel als dwingend. Veel professionals voelen zich gevangen in een web van regelgeving en administratie.’

Wat is ervoor nodig om dat te doorbreken?
‘Volgens mij moeten professionals op de werkvloer meer ruimte krijgen en nemen. Veel beleid en kaders worden bedacht door mensen die te weinig kennis hebben van de complexiteit van wat er in ons dagelijks werk speelt. Als zij onze oplossingen bedenken dan is het logisch dat die niet matchen; mooi op papier, maar onwerkbaar in de praktijk. Daarnaast wordt er ook veel gestuurd vanuit geld. De gemeente puzzelt met indicaties en zakjes geld die daaraan hangen en komt dan op het aantal professionals dat nodig is. Maar uiteindelijk hebben collega’s veertig gezinnen per week als caseload. Eén escalatie per week – met onze doelgroep niet vreemd – en je hebt voor alle je andere cases nog hooguit een half uur per week over. Je kunt best als gemeente wat minder lantarenpalen ontsteken in de winter, maar datzelfde bezuinigingsprincipe werkt niet als het gaat om mensen.’

Hoe ga je hier op je werk mee om?
‘Als koppelaar ga ik langs bij de groepen, coach collega’s waar nodig, of haal een jongere uit de groep als er een escalatie dreigt of er onrust is. Dan gaan we even playstationen of sporten. Ik heb een vrije rol met ruimte voor creatieve oplossingen. Krijgt een jongere vanuit de reclassering opgelegd dat hij of zij om acht uur ’s avonds binnen moet zijn, dan weten mijn collega’s en ik al dat dat niet gaat lukken. Druk uitoefenen op de jongere werkt averechts dus regelen we met de reclassering dat we de jongere iets meer ruimte mogen bieden om iets te laat te komen, zonder dat er direct sancties volgen. De jongere weet niet van die afspraak en moet van ons nog steeds om acht uur binnen zijn. Deze aanpak geeft ons de tijd om de jongere rustig te coachen richting het vereiste tijdstip. Het zijn jongeren en vaak ook nog jongeren met problemen. Het is echt niet reëel om van ze te verwachten dat ze zich zonder slag of stoot aan alle regels houden. Het is belangrijk dat je als professional de ruimte hebt en pakt om op deze manier creatief met regels om te gaan. Als lid van de BPSW kun je bijdragen aan het vergroten van ruimte.’

Op welke manier zie je dat dan?
‘Door je te verenigen word je sterker. Dat kan in je organisatie zijn, waar je meer verbonden bent met elkaar vanuit hetzelfde gedachtegoed. Maar ook breder, want we zijn een grote beroepsgroep met veelal dezelfde idealen voor de samenleving. Als je je verenigt kom je eerder aan beleidstafels waar je die noodzakelijke ruimte kunt agenderen dan als individu. Zeker als je als lid actief bent, kun je de vereniging meer van de werkvloer maken en aandacht vragen voor wat daar nodig is. Daarmee brengen we als professionals gezamenlijk schwung in de BPSW en in het werkveld.’

Door Desiree Weyburg

Naar een nieuw stelsel van beroepsregisters in sociaal werk

Nu er een nieuwe beroepscode is die per 1 januari 2022 gaat gelden, en het nieuwe beroepsprofiel voor alle sociaal werkers in de maak is, gaan we een volgende belangrijke stap zetten om dat wat alle sociaal werkers gemeenschappelijk hebben verder te ontwikkelen: meer samenhang en eenvoud creëren in het stelsel van beroepsregistratie

We zien de belangstelling voor beroepsregistratie toenemen, zowel bij professionals als bij organisaties en financiers. Zo’n 60 procent van de sociaal werkers heeft zich inmiddels ingeschreven in één of meerdere registers. Er zijn momenteel maar liefst twaalf verschil- lende beroeps- en functieregisters waar onze professionals mee te maken kunnen hebben (zie kader). In mijn vorige column schreef ik dat bijna iedere sociaal werker in de praktijk een andere functienaam heeft. Deze wildgroei aan namen helpt het beroep en de mensen voor wie dit beroep er is bepaald niet! Nu we als beroepsvereniging het gemeenschappelijke van alle sociaal werkers sterker benadrukken, is het goed om dat ook in de beroepsregistratie zichtbaar te maken. Een nieuw basisregister voor alle sociaal werkers kan daaraan bijdragen. In zo’n basisregister kan onderscheid gemaakt worden in de vier opleidingsniveaus die we momenteel kennen voor sociaal werkers: mbo, Ad, hbo en master. Enigszins vergelijkbaar met het basisregister voor de medische beroepen, BIG. Een aantal beroeps- en functieregisters kunnen waarschijnlijk overgaan naar zo’n nieuw breed basis- register, maar voor een aantal beroeps- varianten zullen er ook ‘specialisaties’ nodig blijven. Soms omdat een financier dat vraagt, soms omdat de beroepsgroep dat zelf wil. In dat geval kan er wel meer samenhang komen tussen basis- en specialistenregister.

Zowel het basisregister als de specialisatieregisters beogen hetzelfde: het zichtbaar maken van de professionele ontwikkeling van iedere sociaal werker en het bewaken van de kwaliteit van het beroep door de professionals zelf het toezicht door beroepsgenoten. Van oudsher kennen veel professies een vorm van toezicht waarbij ook tuchtrecht een rol speelt. In de vernieuwing van het hele stelsel van beroepsregistratie gaan we ook het toezicht moderniseren. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat professionals vooral gaan leren van klachten. Alleen in heel ernstige situaties zal het tuchtrecht nog gebruikt worden. Sociaal werkers in de Verenigde Staten kennen al zo’n systeem waar de rol van tuchtrecht veel kleiner is geworden. We zijn nu samen met SKJ een pilot aan het voorbereiden om eerst het tuchtrecht voor de 50.000 jeugd- gezinsprofessionals te moderniseren. Op basis van die ervaringen willen we alle vormen van toezicht door beroepsgenoten veel meer in het teken laten staan van ‘het leren’. Hoe gaan we deze grote verandering vormgeven?

We gaan uiteraard de ideeën van professionals zelf inventariseren. Daarnaast voeren we oriënterende gesprekken met registerorganen, het beroepsonderwijs, brancheorganisaties en financiers. We hebben de wetenschappelijke adviesraad van de BPSW gevraagd mee te denken over de vernieuwing van het stelsel van registratie. En daarna kan het nieuwe stelsel ontwikkeld worden. Wij zijn ervan overtuigd dat beroepsregistratie zowel de individuele als de collectieve professionalisering ten goede komt. Niet als een ‘keurslijf’ met scholingseisen maar als een basis voor beroepsontwikkeling en beroepsidentiteit. Met als belangrijke bijvangst: beroepstrots!

Door Jan Willem Bruins, directeur BPSW