Afstand en nabijheid| Sociaal werk in coronacrisis, ervaringsdeskundigheid professioneel inzetten en presentietheorie blijft actueel.
Betrokken zijn bij een cliënt vraagt om inzet van je persoon, professioneel afstand bewaren om het bewaken van grenzen. Hoe bewaar je als sociaal werker een goed evenwicht tussen nabijheid en distantie?
Ik ben sociaal werker bij een zorgaanbieder. Ik ben betrokken bij de diverse hulp- en zorgvragen op het gebied van wonen, werken en activeren van mensen met een verstandelijke beperking. Zij variëren in niveau van een lichte tot een zeer ernstige beperking. De woonwensen zijn dan ook verschillend; van zeer intensieve 24 uurszorg tot enkele uren begeleiding per dag. Met de ouders en als het kan met de toekomstige bewoners heb ik vanaf aanmelding voor zorg tot aan plaatsing vrij frequent contact. Gedurende hun verblijf in de organisatie kunnen ouders en familieleden een beroep doen op sociaal werkers. Behalve sociaal werker ben ik ook vertrouwenspersoon seksueel misbruik. Bewoners, medewerkers, familieleden en relaties van bewoners kunnen bij de vertrouwenspersoon vertrouwelijk praten over ongewenste gedragingen van seksuele aard.
Het thema van dit nummer, afstand en nabijheid in de hulpverlening, wilde ik aangrijpen om een pleidooi houden voor het belang van nabijheid in een professionele relatie. Ik doel op een werkrelatie waarin de cliënt nieuwe, positieve en helende ervaringen kan opdoen. Met een zorgvuldige balans tussen maximale nabijheid en professionele distantie. Het vinden van die balans kan een uitdaging zijn in de verschillende contacten waarin we ons werk doen. Tot zover dit algemeen geaccepteerde kader. Misschien is het een open deur.
‘Mijn ervaringen wil ik vangen. Die van vroeger, die van nu. (…) Ik wil geen compromissen sluiten. Ik wil mij niet schamen.’ Met deze woorden begint De schaamte voorbij, bestseller van Anja Meulenbelt uit 1976 die de vrouwenhulpverlening inspireerde. Ook nu kan het, op een eigentijdse manier, een inspiratie zijn voor het werken vanuit eigen ervaringen in de vrouwenhulpverlening.
Er wordt vaak gezegd dat wij als hulpverlener ons eigen instrument zijn, maar een deel van dat instrument zouden we niet mogen gebruiken. Het aanraken van cliënten is voor veel collega’s taboe. Er heerst angst dat iemand aanraken tegen je gebruikt gaat worden. Ik geloof juist dat aanraking - een knuffel, een arm om iemands schouder – een manier is om nabijheid uit te drukken en dat het heel helpend kan zijn. Je moet als hulpverlener wel weten waarom je het doet, zeker weten dat de aanraking in het belang van de cliënt is en diens grenzen respecteren.
Werner van de Vrede legde Andries Baart – op afstand – een aantal vragen voor over afstand en nabijheid. Andries Baart antwoordde daar schriftelijk op. Deze uitwisseling was het resultaat.
Ik denk dat er geen standaardrecept is voor een goede balans tussen afstand en betrokkenheid. Maatwerk is geboden. Dat vraagt steeds opnieuw om zorgvuldige afwegingen. Wat je doet, moet passen in een functionele professionele relatie. Als sociaal werker heb je een tijdelijke rol in iemands leven. Je helpt iemand weer zelf regie te nemen. Een cliënt moet niet afhankelijk van je worden.
Sociaal werk is een cruciaal beroep; het is nodig om de maatschappij te laten draaien, zo bepaalde het kabinet aan het begin van deze viruscrisis. Dat betekent dat we doorwerkten, toen veel andere sectoren stilvielen. Toen de fitness dichtging en de evenementen afgelast werden, stonden sociaal werkers nog in de wijk en op de afdeling. Ook toen de kappers niet meer mochten werken en de cafés dicht gingen, werkten de sociaal werkers door, hoewel steeds vaker vanuit huis. Hoe ging dat met afstand houden, volgens de maatregels, en toch nabij zijn? En hoe was dat voor sociaal werkers die direct met corona te maken hadden? Een reportage van eind april.
In dit artikel staat de betekenis van de buurt voor Marokkaans-Nederlandse jongeren in twee Utrechtse buurten, Kanaleneiland en Hoograven, centraal. De concepten ‘plaats’ en ‘ruimte’ uit de sociale geografie komen daarbij van pas. Gevoelens van thuis, binding met de buurt, maar ook van verlies en machtsrelaties komen daarbij aan de orde.
Een vurig pleidooi voor meer presentie en aandacht in professionele praktijken tegen de achtergrond van kritiek op de ontmenselijkende aspecten van bureaucratisering en commercialisering, dat klinkt wel heel erg bekend, nietwaar? Intrigerend is evenwel dat dit standpunt geheel los van de Nederlandse presentiebenadering is ontwikkeld door een Noord-Amerikaanse arts en onderzoeker en bovendien tot opvallend veel overeenkomsten heeft geleid. Het zou een argument kunnen zijn voor de overtuiging dat waardevolle concepten uit de praktijk kunnen emergeren, overigens ook weer een overeenkomst tussen beide benaderingen.
Ik begeleid een team dat expliciet en vanuit visie niet meegaat in alleen digitaal contact onderhouden. Zij zijn een gespecialiseerd jeugd-wijkteam dat ervoor kiest om juist wel naar mensen toe te gaan in coronatijd. Natuurlijk houden ze afstand maar ze gaan wel op huisbezoek. Zij hebben van oudsher een duidelijke visie op nabijheid. Destijds begonnen ze ook alleen met medewerkers uit de gemeenschap zelf die letterlijk dichtbij wonen. Deze professionals proberen het leven van kinderen met veel problemen zo normaal mogelijk te maken en zoeken naar “gewone” oplossingen binnen de gemeenschap; zoals jongeren meesturen met de gemeentereiniging op de vuilniswagen, of het logeren of sporten of klussen of werken met paarden.
Wat is er juridisch veranderd sinds de coronacrisis? Noodmaatregelen werden afgekondigd, die onze vrijheid behoorlijk inperkten. Wat is de juridische grondslag daarvan?
We weten uit onderzoek dat een ervaring van schaarste bezit neemt van ons denken. Corona heeft ook dat effect: gezondheid, veiligheid en een sociaal leven worden schaarser. We raken door corona gefixeerd op deze onderwerpen. Begrijpelijk dat psychiater Hoogendijk aan het begin van de crisis al zei: ‘Of je nu wel of geen last hebt van corona-stress, in alle gevallen is het goed te stoppen met het lezen van de oeverloze stroom aan berichten op social media. Want die vormen een stressor van jewelste, eentje waar we niet op gebouwd zijn. Te lang alert en gespannen zijn, daar worden mensen op den duur horendol van.’